Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van ongeveer 29 liter amfetamineolie. De verdachte, geboren in 2001, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, de beschuldigingen uiteenzette. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van amfetamineolie, wat een overtreding van de Opiumwet inhoudt.
De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto van de verdachte rechtmatig was, ondanks de verdediging die stelde dat er geen reden was voor de doorzoeking. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte over de oorsprong van de jerrycans en de fles met amfetamineolie ongeloofwaardig. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de amfetamineolie in de auto. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit, en besloot dat de gevangenisstraf passend was. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straf.