Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de (verlengde) uitvoer van ongeveer zeven kilogram cocaïne naar Frankrijk. De verdachte, geboren in 2002 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, werd bijgestaan door raadsman mr. P. Scholte. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen, dan wel alleen, ongeveer zeven kilogram cocaïne had uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 19 oktober 2023 als enige inzittende van een auto op de A16 reed, waarin de cocaïne in een verborgen ruimte was aangetroffen. De verdachte had aanvankelijk verklaard dat zij de auto niet eerder had gezien, maar later gaf zij tegenstrijdige verklaringen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat zij wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de auto.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van de cocaïne en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar jonge leeftijd en blanco strafblad. De inbeslaggenomen auto werd onttrokken aan het verkeer, aangezien deze was gebruikt voor het strafbare feit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.