ECLI:NL:RBZWB:2024:8153
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen aanslag reclamebelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit [plaats 1], tegen de niet-ontvankelijk verklaring van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant behandeld. Het beroep betreft een aanslag reclamebelasting voor een object in [plaats 2], met als dagtekening 30 juni 2021. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar te laat is ingediend, aangezien het bezwaarschrift pas op 9 maart 2022 door de heffingsambtenaar is ontvangen, terwijl de termijn voor indienen op 11 augustus 2021 eindigde. De rechtbank concludeert dat er geen verschoonbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding, waardoor het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Desondanks heeft de rechtbank vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep is overschreden. De rechtbank kent belanghebbende een vergoeding van immateriële schade toe van € 1.000, waarvan € 111,11 voor rekening van de heffingsambtenaar en € 888,89 voor rekening van de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) komt. Daarnaast worden de proceskosten voor de beroepsfase vastgesteld op € 218,75, die ook door de heffingsambtenaar en de Staat moeten worden vergoed. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar bevestigt de recht op schadevergoeding en proceskostenvergoeding.