Duiding inhoud chatberichten
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de chatberichten in het dossier voldoende houvast om de ten laste gelegde feiten te beoordelen. De rechtbank verenigt zich met de uitleg die de politie heeft gegeven aan de termen die in de chatberichten worden gebruikt. De rechtbank gaat er dus van uit dat er is gecommuniceerd over onder andere ketamine (“Keta”), platinaoxide (“Plaat”), benzylmethylketon (“B”), pre-precursoren van Benzylmethylketon en Piperonylmethylketon (“lijm”, “B poeder” en “P poeder”), MDMA of methamfetamine (“M”), duizendtallen (“k”), zuivere MDMA-kristallen (“champie”) en cryptovaluta (“XMR”, “USDT”, “BTC” en “ETH”). Deze duiding is ook in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere strafzaken. Voorgaande wordt bevestigd door de omstandigheid dat door middel van versleutelde berichtgeving is gecommuniceerd, dat de berichten op elkaar aansluiten, de versluierde termen onderling niet tot misverstanden hebben geleid en de afbeeldingen die zijn meegezonden bij verscheidene chatberichten.
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd en een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Bij gebrek aan een aannemelijke alternatieve uitleg door verdachte, ziet de rechtbank dan ook geen reden om een andere betekenis toe te kennen aan de chatberichten dan door de politie is gedaan. Als de rechtbank, al dan niet naar aanleiding van een gevoerd verweer, in een concreet geval de interpretatie van de politie toch niet volgt, dan wordt dat in het vonnis gemotiveerd aangegeven. Ook het feit dat niet alle stoffen, middelen en andere aanverwante spullen -waarover in de chatberichten wordt gesproken- in beslag zijn genomen en zijn getest, hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring in de weg te staan.
4.4.2Identificatie van de andere gebruikers van de Exclu-accounts
Op basis van de processen-verbaal van identificatie van de Exclu-accounts -en de in Bijlage II aangehechte bewijsmiddelen- gaat de rechtbank er vanuit dat andere Exclu-accounts toegeschreven kunnen worden aan de medeverdachten, zoals hierna te melden. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de identificerende processen-verbaal te twijfelen. Hieruit volgt dat:
- [account 3] , [account 4] , [account 5] , [account 6] , [account 7] , [account 8] , [account 9] met gebruikersnamen [gebruikersnaam 2] , [gebruikersnaam 3] , [gebruikersnaam 4] , [gebruikersnaam 5] , [gebruikersnaam 6] , [gebruikersnaam 7] :
[medeverdachte 2] (sr.), geboren op [geboortedag 2] 1977 te [geboorteplaats 2] betreft;
- [account 10] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 8] :
[medeverdachte 3], geboren op [geboortedag 3] 1983 te [geboorteplaats 2] betreft;
- [account 11] , [account 12] met gebruikersnamen [gebruikersnaam 9] en [gebruikersnaam 10] :
[medeverdachte 4], geboren op [geboortedag 4] 1967 te [geboorteplaats 3] betreft;
- [account 13] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 11] :
[medeverdachte 5], geboren op [geboortedag 5] 1993 te [geboorteplaats 4] betreft.
De volgende twee Exclu-accounts komen wel in het onderzoek voor, maar hun identiteit is (vooralsnog) onbekend:
- [account 14] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 12] is
niet geïdentificeerd;
- [account 15] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 13] is
niet geïdentificeerd.
4.4.3De iPhone 12 Pro Max
Er is bij het onderzoek Grand Canyon ook een iPhone 12 Pro Max aangetroffen (goednummer 755697). De rechtbank gaat er vanuit dat deze telefoon bij verdachte in gebruik is geweest en baseert dit onder meer op de volgende feiten en omstandigheden:
• De mobiele telefoon is aangetroffen in de kamer waar verdachte verbleef ten tijde van
zijn aanhouding. Er waren op dat moment geen andere mensen in de kamer aanwezig;
• Het telefoonnummer [telefoonnummer] van dit toestel is in gebruik bij verdachte;
• De gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] komt voor in deze telefoon, net als bij het platform Exclu;
• Het Apple-account heeft als gebruikersnaam [gebruikersnaam 15] ;
• De naam van de kat van [verdachte] komt voor als wachtwoord van de telefoon;
• De gebruiker van de telefoon wordt aangesproken met " [verdachte] ";
• In notities van de telefoon is het wallet adres van [verdachte] opgeslagen.
4.4.4Het onder feit 1 ten laste gelegde
Inhoud gesprekken
In het dossier is een veelvoud aan Exclu-berichten opgenomen waar verdachte, onder de gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] , aan heeft deelgenomen. Deze gesprekken beginnen op 19 september 2022. Daarnaast zijn op de iPhone 12 Pro Max door verdachte, via Whatsapp en Signal, een aantal gesprekken gevoerd. De rechtbank zal in samenvattende vorm -niet uitputtend bedoeld- een aantal elementen aanhalen die uit die gesprekken naar voren komen.
Op de eerste plaats blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de gesprekken dat verdachte in contact staat met leveranciers uit China die hem grondstoffen leveren, bestemd voor de productie van synthetische drugs. Er wordt onder meer gesproken over bestellingen, betalingen (via bitcoin) en leveringen van pre-precursoren. Meer specifiek importeert verdachte Benzylmethylketon
(hierna: BMK)en Piperonylmethylketon
(hierna: PMK)in olie of in poedervorm. Het is een feit van algemene bekendheid dat BMK en PMK belangrijke precursoren zijn voor de productie van amfetamine en MDMA. Daarnaast heeft verdachte met derden de technologie besproken voor het zelfstandig kunnen bereiden van BMK en PMK. Er zijn meerdere foto’s van productieketels gestuurd, waarbij wordt beschreven welke functie deze onder meer hebben.
Op de tweede plaats volgt uit de gesprekken dat verdachte ook in het bezit is van en kennis draagt over het eindproduct, te weten: MDMA. Het lijkt er in één gesprek zelfs op dat verdachte dit als betaalmiddel gebruikt voor de aankoop van nieuwe grondstoffen. De MDMA wordt, meermalen, in opdracht van verdachte opgehaald bij de [straat] in Tilburg . Verder wordt er gesproken over de kwaliteit, het zuiverheidsgehalte en zijn foto’s van MDMA-kristallen gedeeld. Verdachte heeft bovendien in een chatconversatie gesproken over een levering ten behoeve van
‘tikken’,waarmee het tabletteren van pillen (MDMA) wordt bedoeld.
Op de derde plaats volgt uit de gesprekken dat verdachte betrokken is bij een zogeheten ‘stashlocatie’ (het voorraadbeheer) in Roosendaal , Hilvarenbeek en in Duitsland. Daar liggen grondstoffen opgeslagen. Verdachte is op de hoogte van de hoeveelheden en heeft zeggenschap over het voorraadbeheer. Verdachte staat daarin niet alleen omdat hij de voorraad met anderen bespreekt en het heeft over
‘een stash man’.
Dat het ook om grote hoeveelheden ging volgt uit de Whatsapp- en Signal-gesprekken tussen 17 oktober 2022 en 4 januari 2023. Verdachte heeft 500 kilo P poeder (de pre-precursor voor PMK) besteld en daarvoor 55.000 dollar betaald. Verdachte heeft een afleveradres in Moerdijk opgegeven. Hij ontvangt een code ter ‘track & trace’ van de bestelling en hem wordt bevestigd dat de pakketjes 20 kilo per stuk wegen. Op 8 december 2022 heeft de douane een pakket met 550 kilo PMK ethylglycidaat onderschept en in beslag genomen. De pakketjes hebben een gewicht van 20 kilo per stuk, zij zijn bestemd voor het door verdachte opgegeven adres in Moerdijk en verzonden uit China. Op 4 januari 2023 heeft de politie het afleveradres in Moerdijk bezocht. Diezelfde dag heeft verdachte, ditmaal via Exclu, naar medeverdachte [medeverdachte 1] geschreven:
‘500P is gepakt zijn binnen gegaan bij loods net’.
Duiding gesprekkenDe rechtbank wijst allereerst op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen in paragraaf 4.3 met betrekking tot het bewijsminimum en de duiding van de inhoud van chatberichten. Deze overweging dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van meerdere bewijsmiddelen die niet afkomstig zijn uit één bron. Er bestaat ook geen twijfel over de inhoud van de chatberichten en de terminologie die daarin is gebruikt; dit is crimineel jargon en de rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat dit betrekking heeft op grondstoffen, (pre-)precursoren en synthetische drugs. De berichten laten aan duidelijkheid niets te wensen over en er is geen twijfel dat hiermee iets anders is bedoeld. Verdachte heeft hierover ook niets willen verklaren. De verzonden foto’s van productieketels en MDMA-kristallen, alsmede de gehanteerde prijzen en hoeveelheden, bevestigen het beeld van drugsgerelateerde gesprekken.
De chatberichten vinden ook steun in de realiteit. Zo heeft de douane op 8 december 2022 immers een grote hoeveelheid PMK ethylglycidaat onderschept en in beslag genomen. Het soort pre-precursor, de hoeveelheid gewicht per pakket, de leverancier uit China en het afleveradres in Moerdijk kloppen exact met hetgeen dat verdachte eerder in chatgesprekken heeft voorgespiegeld. Verdachte is ook onmiddellijk op de hoogte van het feit dat de lading is ontdekt, direct nadat de politie de loods in Moerdijk heeft bezocht op 4 januari 2023. Er is nog een voorbeeld. De overeenkomsten tussen chatberichten en de realiteit komen namelijk ook terug met betrekking tot een door verdachte besproken partij van achttien dozen, met groen-witte tape, op een stashlocatie. De politie heeft vervolgens op 3 februari 2023 in een afgelegen loods in Hilvarenbeek, die kennelijk als opslagplaats is gebruikt, exact deze hoeveelheid dozen aangetroffen met dezelfde kleursoort tape. De dozen bleken na onderzoek PMK en DEPAPD te bevatten, grondstoffen geschikt voor de vervaardiging van MDMA.
ConclusieOp basis van voormelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. Meer concreet hebben de voorbereidingshandelingen eruit bestaan dat verdachte samen met anderen grote hoeveelheden grondstoffen heeft ingekocht en geïmporteerd. Verdachte heeft daartoe geldbedragen overgemaakt en eveneens gehandeld in grondstoffen en MDMA. Tot slot heeft verdachte de beschikking gehad over meerdere voorraadlocaties met grondstoffen.
4.4.5Het onder feit 2 ten laste gelegde
Feiten en omstandigheden
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt de volgende gang van zaken naar voren.
Contant geld
De politie is op 3 februari 2023 de woning gelegen aan de [adres 2] in [plaats 1] binnengetreden. Verdachte verblijft op dit adres en wordt daar op dat moment aangehouden. Op een slaapkamer op de eerste etage, achter de onderste lade van een bureau, worden twee contante geldbedragen ontdekt, te weten: € 99.900,- en € 131.500,-. Op de zolderetage, achter een schot achter een bureau, wordt een derde contant geldbedrag aangetroffen, te weten: € 385.770,-. Het gaat in totaal om een geldbedrag van € 617.170,-. Het is onduidelijk wie op de slaapkamer op de eerste etage heeft geslapen. Deze kamer is vrij toegankelijk voor alle bewoners en is niet op slot. De zolderkamer betreft de slaapkamer van verdachte.
CryptovalutaOp grond van het dossier heeft de politie aan verdachte twee cryptovaluta-wallets toegeschreven:
1. Het Binance-account met ID-nummer [account 16] op naam van de [verdachte] ;
2. Het adres [kenmerk] (hierna: [kenmerk] ).
Uit de geraadpleegde “Know Your Customer”-gegevens blijkt dat het Binance-account is aangemaakt op naam van ‘ [verdachte] ’ met het e-mailadres: ‘ [e-mailadres] ’. Uit de gegevens blijkt dat voor de registratie van dit account gebruik is gemaakt van een Turkse ID-kaart op naam van [verdachte] . Verdachte heeft op Exclu, op 19 september 2022, tweemaal een afbeelding naar medeverdachte [medeverdachte 1] gestuurd met daarop een QR-code van een aan het Binance-account gekoppeld deposit-adres en de QR-code van het adres [kenmerk] . [medeverdachte 1] heeft voorafgaand aan het versturen van deze afbeeldingen gevraagd om de QR-code van de wallets van [verdachte] . QR-codes worden gebruikt om adressen van cryptovaluta te versturen, zodat de wederpartij de QR-code kan scannen en het adres niet hoeft over te typen.
De politie heeft alle transacties bestudeerd in de periode van 12 maart 2020 tot en met 3 februari 2023. Uit de berekening blijkt dat op het Binance-account en het adres [kenmerk] gezamenlijk in totaal is ontvangen, in cryptovaluta, na correctie van dubbeltellingen:
- 10.073.734,94388 USDT;
- 15,95958 BTC;
- 2.335,43416 XMR;
- 9,58803 ETH.
Deze cryptovaluta hebben een geschatte tegenwaarde vertegenwoordigd van € 9.961.937,- op het moment dat de cryptovaluta zijn ontvangen.
Bespreking van het eerste verweer: het adres van crypto-wallet [kenmerk]
De rechtbank verwerpt het verweer dat het adres [kenmerk] niet aan verdachte zou toebehoren. Er is geen reden om te twijfelen aan voormelde bevindingen die door de verbalisanten in de processen-verbaal zijn gerelateerd. Het onderling gevoerde Exclu-gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte, van 19 september 2022, zit ook in het dossier. Hieruit valt af te leiden dat verdachte -desgevraagd- de QR-code behorende bij het adres [kenmerk] aan [medeverdachte 1] heeft toegezonden. Dit omdat [medeverdachte 1] juist een betaling wil uitvoeren ten gunste van verdachte. Uit de inhoud van de gesprekken volgt ook dat dit het adres van verdachte is. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier, waaruit valt op te maken dat derden over het adres [kenmerk] beschikken en verdachte niet. Dit geldt temeer nu verdachte op dit punt ook geen enkele verklaring heeft afgelegd.
Bespreking van het tweede verweer: de pleegplaats
De rechtbank gaat er op grond van het dossier van uit dat verdachte vanuit Nederland heeft geopereerd met betrekking tot handelingen aangaande de cryptovaluta. Verdachte is op een adres in [plaats 1] aangehouden en heeft daarvoor al enige tijd op dat adres verbleven. Hij heeft met een Nederlandse medeverdachte over de cryptovaluta gesproken en heeft in de tenlastegelegde periode fysieke ontmoetingen op locaties in Nederland, zo blijkt uit de Exclu-gesprekken. In het gesprek van 19 september 2022 bevestigt verdachte zelfs letterlijk dat hij in Nederland is. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier te vinden, dat dit anders zou zijn en ook hierover heeft verdachte geen verklaring afgelegd. Het feit dat niet van elke specifieke transactie de server valt te achterhalen waar vandaan de transactie heeft plaatsgevonden, doet daar niets aan af. Dit verweer faalt dan ook.
Algemene overwegingDe rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor witwassen dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde geldbedrag uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het ten laste gelegde geldbedrag en de cryptovaluta afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. In deze zaak is geen direct verband te leggen tussen een concreet misdrijf en het geld en de cryptovaluta waarop de tenlastelegging ziet. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is.
StappenplanAangezien er geen sprake is van een concreet brondelict zal bij de beoordeling of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, gebruik gemaakt worden van het in de jurisprudentie ontwikkelde stappenplan. In de eerste plaats is de officier van justitie verantwoordelijk voor het aandragen van feiten omstandigheden die een vermoeden rechtvaardigen dat een voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is
(stap I). Van de verdachte mag vervolgens worden verlangd dat hij een verklaring geeft, waaruit blijkt dat de ten laste gelegde voorwerpen
nietvan misdrijf afkomstig zijn
(stap II). Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn
(stap III). Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, ligt het op de weg van de officier van justitie om nader onderzoek te doen naar die verklaring en de daarin gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Als een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen
(stap IV). Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
(stap V)
Het vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 volgt dat verdachte niet alleen betrokken is geweest bij voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs. Het is ook gebleken dat verdachte betrokken is bij de handel in grondstoffen (de aankoop, import en overdracht) en de verkoop van het eindproduct. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij dergelijke feiten in dit criminele milieu grote hoeveelheden cash geld omgaan. Dit doet zich ook in onderhavig geval voor. Het bezit van grote contante geldbedragen door privépersonen is hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van onder meer brand en diefstal, waarbij het geldbedrag in dergelijke gevallen niet is verzekerd. De bankbiljetten zijn ook niet veilig en geordend opgeborgen, maar gebundeld met elastiek in pakketten bewaard op plekken die aan het zicht onttrokken zijn. Bovendien zijn coupures met een hoge waarde (€ 200,- en € 500,-), waarvan in dit geval sprake is, in veel gevallen uitgesloten van het regulier betalingsverkeer in Europa. Verdachte heeft daarnaast nog eens tussen 12 maart 2020 en 3 februari 2023 grote bedragen cryptovaluta ontvangen en betaald, terwijl grotendeels niet duidelijk is geworden naar/van wie en waarom de betalingen zijn verricht.
Er is onderzoek gedaan naar de financiële situatie van de familieleden van verdachte, alsmede naar de inkomens- en vermogenspositie van verdachte zelf. Verdachte en zijn familie hebben geen (bekend) toereikend legaal inkomen dat het voorhanden hebben van voormeld contant geldbedrag en de ontvangsten en betalingen via cryptocurrency zouden kunnen rechtvaardigen.
Tussenconclusie
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat de aangedragen feiten en omstandigheden zodanig van aard zijn dat er zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De financiële situatie van verdachte (en zijn familie) kunnen niet verklaren dat er de beschikking is over een contant vermogen van € 617.170,- en een bedrag aan cryptovaluta van € 9.961.937,-. Onder deze omstandigheden mag van verdachte een verklaring worden verlangd over de herkomst van deze geldbedragen.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft geen enkele verklaring afgelegd tijdens het strafrechtelijk onderzoek, maar is zich voortdurend blijven beroepen op zijn zwijgrecht. Er is, bij monde van de raadsman van verdachte ter zitting, bepleit dat door het ‘traden’ met wisselkoersen het bedrag aan cryptovaluta (in ieder geval deels) verklaarbaar is, dan wel dat het witwasvermoeden zich hooguit uitstrekt tot een bedrag van € 293.204,69. Daarnaast is niet voldoende duidelijk geworden of het aangetroffen contante geld in de woning aan verdachte toebehoort, aldus de advocaat.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de herkomst van het bedrag aan cryptovaluta, niet kan worden aangemerkt als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, waar nader onderzoek naar moet worden verricht. Het is een algemene geformuleerde stelling die onvoldoende is onderbouwd. De raadsman heeft aangevoerd dat de handel met wisselkoersen het bedrag aan cryptovaluta kan verklaren. Dit is echter voor het eerst bij de inhoudelijke behandeling ter zitting naar voren gebracht en ook bij monde van de raadsman. Verdachte heeft hierover niets verklaard, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. Niet valt uit te sluiten dat er op momenten ook valuta zijn verhandeld, maar dit enkele en algemene feit geeft nog geen inzicht in de herkomst van de daarmee gepaard gaande bedragen.
Voor wat betreft het contante geldbedrag in de woning herhaalt de rechtbank nog maar eens dat een deel daarvan is aangetroffen, in de slaapkamer op zolder waar verdachte gebruik van heeft gemaakt. De vader van verdachte heeft hierover ook aangegeven dat dit het domein was van zijn zoon. Het andere deel is in een vertrek van de woning aangetroffen, waar verdachte heeft verbleven en waar hij zich vrij de toegang tot heeft kunnen verschaffen. Daarbij betrekt de rechtbank ook nog het feit dat na de aanhouding van verdachte en inbeslagname van het geld, niemand anders het geld heeft opgeëist dan wel zich als rechtmatige eigenaar heeft gemeld. De vader van verdachte heeft in ieder geval aangegeven dat het geld niet van hem was. Het feit dat de vader van verdachte nog een andere zoon heeft, dan wel dat er geen dactyloscopisch onderzoek is verricht aan het geld is, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, niet ter zake doende. De rechtbank zal dit deel van het verweer dan ook passeren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende tegenwicht is geboden tegen de verdenking, het vermoeden, dat het geldbedrag en de cryptovaluta van misdrijf afkomstig zijn. Er is geen verklaring gegeven die het witwasvermoeden heeft kunnen ontzenuwen.
Nader onderzoek door de officieren van justitie is dan ook niet aangewezen. Dit leidt tot de conclusie dat een criminele herkomst als enig aanvaardbare verklaring kan gelden voor de cryptovaluta en het contante geldbedrag en dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Aangezien verdachte zich gedurende een lange periode heeft bezig gehouden met het witwassen van grote hoeveelheden verscheidene cryptovaluta, alsook een groot bedrag aan contant geld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.