ECLI:NL:RBZWB:2024:8122

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
02/334786-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen en gewoontewitwassen in het kader van synthetische drugsproductie

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 september 2022 tot en met 3 februari 2023, samen met anderen, betrokken was bij de productie en handel in synthetische drugs. De verdachte heeft grote hoeveelheden grondstoffen ingekocht en geïmporteerd, en had de beschikking over verschillende opslaglocaties. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een aanzienlijk bedrag aan contant geld en cryptovaluta, met een totale waarde van bijna 10 miljoen euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om de herkomst van deze bedragen te verklaren, wat leidde tot de conclusie dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en een geldboete van € 50.000, subsidiair 285 dagen hechtenis. De rechtbank heeft ook verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/334786-22
vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1995 te [geboorteplaats 1]
ingeschreven op het [adres 1] .
Raadsman: mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2024. Verdachte is niet verschenen. De gemachtigd raadsman, mr. Broere, is wel ter zitting verschenen. De officieren van justitie, mr. H.G. Klootwijk en mr. K. Weijers, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 28 november 2024.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte:
1. zich in de periode van 19 september 2022 tot en met 3 februari 2023 in Roosendaal en Tilburg , tezamen en in vereniging met anderen, schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie en/of handel in synthetische drugs
(dossier Echo en Bravo);
2. zich in de periode van 12 maart 2020 tot en met 3 februari 2023 in Roosendaal en Tilburg , tezamen en in vereniging met anderen, schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van cryptovaluta en een contant geldbedrag
(dossier Echo).

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid dagvaardingDe dagvaarding is geldig.
3.2
Bevoegdheid van de rechtbankDe rechtbank is bevoegd.
3.3
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.3.1
Het standpunt van de procespartijen
De verdediging heeft verzocht om de eerder ingediende, maar door de rechtbank afgewezen onderzoekswensen, alsnog toe te wijzen. Deze onderzoekswensen houden verband met, zo begrijpt de rechtbank het betoog van de verdediging, het Duitse opsporingsonderzoek genaamd Nuntius, dat ziet op strafvervolging van een zekere verdachte [naam 1] en een zogeheten [bedrijf] . Die [bedrijf] zou een onmisbare schakel zijn geweest in de hele ontwikkeling van de app Exclu-Messenger. Volgens de raadsman kan uit het Duitse dossier worden afgeleid dat, nog voor de start van de onderzoeken 26Samber en 26Lytham, Duitse en Nederlandse autoriteiten bezig zijn geweest met het verzamelen van een veelvoud aan bewijs tegen de ontwikkelaars en makers van de [bedrijf] en de app Exclu. Het is daarom moeilijk voorstelbaar dat de politie het vervolgens noodzakelijk heeft geacht om de berichten van duizenden gebruikers van Exclu te onderscheppen, met het doel om bewijs te verzamelen tegen het bedrijf Exclu. Dat bewijs was immers al beschikbaar.
De verdediging heeft op basis van de hiervoor genoemde overweging en vanuit het perspectief van ‘equality of arms’ de al eerder ingebrachte onderzoekswensen herhaald. Er is verzocht om:
toevoeging (en vertaling) van het Duitse dossier van onderzoek (Bundesgerichtshof 3 StR 306/22) naar [naam 1] en de [bedrijf] , onderzoek Nuntius, althans kennisname van dit volledige dossier en de vertaalde stukken daarvan;
toevoeging dan wel kennisname van alle correspondentie tussen de Nederlandse en Duitse autoriteiten in het kader van het onderzoek naar [naam 1] en de [bedrijf] ;
het horen van de volgende getuigen:
- de heer [naam 1] ;
- de heer [naam 2] ;
toevoeging dan wel kennisname van het Nederlandse onderzoek 26Samber.
Mocht de rechtbank niet bewilligen in deze verzoeken, dan is volgens de verdediging sprake van een onherstelbaar vormverzuim dat tot een in artikel 359a Wetboek van Strafvordering
(hierna: Sv)vermeld rechtsgevolg moet leiden. Om die reden is verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, dan wel om de Exclu-berichten van het bewijs uit te sluiten.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de bevoegdheden op een oneigenlijke manier zijn ingezet tegen het bedrijf Exclu, met het verkapte doel om andere strafbare feiten op te sporen, hetgeen in strijd is met artikel 6 en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en haar fundamentele vrijheden
(hierna: het EVRM). Dit is tevens in strijd met het verbod op détournement de pouvoir. Bovendien geldt dat -indien van een oneigenlijke inzet geen sprake is- de onderschepping van enorme hoeveelheden berichten van alle gebruikers (bulkinterceptie) eveneens op gespannen voet staat met het recht op een eerlijk proces en het recht op privacy, alsook met de Europese jurisprudentie op dit punt
.Voorts is aangevoerd dat verdachte onevenredig zwaar wordt getroffen door de met artikel 8 EVRM strijdige verwerking van die berichten. De verdediging ziet zich ook voor de vraag gesteld in hoeverre de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn gerespecteerd, gedurende het proces dat over de Exclu-gegevens beschikt zou gaan worden.
Voor het volledige standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de als bijlage aan dit vonnis gehechte pleitnota.
De officieren van justitie hebben in reactie op deze verweren verwezen naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie van 7 augustus 2024 en de voorlopige beslissing van de rechtbank van 13 augustus 2024.
3.3.2
De verzoekenDe rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om uitvoering te geven aan de herhaalde verzoeken, tot het laten toevoegen van nieuwe stukken en tot het horen van getuigen. De rechtbank heeft in haar voorlopig oordeel op 13 augustus 2024 al reeds op deze verzoeken beslist. De rechtbank onderschrijft de motivering die aan die afwijzende beslissing ten grondslag heeft gelegen. De raadsman heeft geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht die ertoe leiden dat de afwijzende motivering moet worden heroverwogen. De rechtbank acht zich na bestudering van het dossier, de jurisprudentie en het verhandelde ter terechtzitting voldoende voorgelicht en in staat om een beslissing te kunnen nemen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het verzoek dat noopt tot aanhouding van de behandeling van de stafzaak moet worden afgewezen, zodat de behandeling kan worden voortgezet.
3.3.3
Onderzoek 26Samber, onderzoek 26Lytham en het Duits onderzoek Nuntius
De rechtbank stelt voorop dat het van belang is dat de onderzoeken die door de verdediging zijn aangehaald, nader worden geduid en worden onderscheiden van elkaar.
De strafrechtelijke onderzoeken
Onderzoek 26Samber is een titel IVa-onderzoek. Dergelijke onderzoeken betreffen de bijzondere bevoegdheden tot opsporing van vermoedelijk begane strafbare feiten (conform de regeling in artikel 126g-126ni Sv). Onderzoek 26Samber richt zich op de
aanbiedersvan het platform Exclu.
Onderzoek 26Lytham is een titel V-onderzoek. Dergelijke onderzoeken betreffen de bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband (conform de regeling in artikel 126o-126ui Sv). Onderzoek 26Lytham richt zich op de (onbekende)
gebruikersvan Exclu.
De doelstelling van onderzoek 26Lytham is het identificeren van de NN-gebruikers van Exclu. Deze informatie wordt vervolgens uitgegeven aan titel IVa-doelonderzoeken, waaronder onderzoek Grand Canyon ook wordt begrepen.
Onderzoek Nuntius tenslotte betreft een Duitse strafzaak, onder kenmerk 3StR 306/22, waarop het Bundesgerichtshof in Karlsruhe op 12 september 2023 uitspraak heeft gedaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel, met de officieren van justitie, dat de Exclu-data die in onderzoek Grand Canyon zijn opgenomen, zijn verkregen in onderzoek 26Lytham op basis van de daarin afgegeven vorderingen en machtigingen. Het is daarom in het geheel niet ter zake doende dat er eerder in Duitsland een onderzoek heeft gelopen naar [naam 1] , de [bedrijf] en/of anderen. Het is evenmin relevant welke contacten met Nederlandse autoriteiten zijn gelegd in die zaak. De rechtbank merkt nog op dat het woord
“Exclu”niet één keer voorkomt in het 67 pagina’s tellend vonnis van de Duitse rechtbank. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de raadsman zijn stellingname, over de relatie tussen de [bedrijf] die verantwoordelijk is voor de complete ontwikkeling van Exclu-Messenger, onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de verantwoordingstukken blijkt namelijk dat de applicatie Exclu alleen wordt ‘gehost’ op de server van de [bedrijf] . Dat wil zeggen op de site van de server online staat en bewaard wordt. Daar komt nog bij dat, kort na inbeslagname van de server van de [bedrijf] in 2019, de applicatie Exclu vermoedelijk via een back-up online is gezet op de server van OVH in Frankrijk. In 2021 gaat dit weer over op een server van Hetzner in Duitsland. Dat betekent concreet dat de Exclu-applicatie dus ook nog eens drie jaar op andere servers is ‘gehost’, nog daargelaten het feit dat online staan en bewaren niet hetzelfde inhoudt als compleet ontwikkelen van een applicatie.
De verweren van de verdediging die in dit verband gevoerd zijn, worden verworpen.
3.3.4
De verkrijging van de Exclu-data
De raadsman heeft aangevoerd dat de onderschepping van Exclu-data onrechtmatig heeft plaatsgevonden. De bevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering zijn op een oneigenlijke manier aangewend. Er is in strijd met artikel 6 en artikel 8 van het EVRM gehandeld. Daarnaast is bepleit dat er sprake is geweest van bulkvergaring. De rechtbank zal in paragraaf 3.3.4 en 3.3.5 aandacht besteden aan deze verweren.
De feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit de verantwoordingsstukken over onderzoek 26Lytham af dat dit onderzoek is aangevangen met het doel om de identiteit te achterhalen van de NN-gebruikers van Exclu. Op basis van die doelstelling is berichtenverkeer tussen de gebruikers van Exclu onderschept en ontsleuteld. Omdat de server van Exclu zich op dat moment in Duitsland bevond, heeft voor de interceptie van de berichtenstroom en het verkrijgen van de sleutels een hack plaatsgevonden op de server. De Duitse politiële autoriteiten zijn daartoe overgaan, nadat Nederland hiertoe een verzoek heeft gedaan.
De rechter-commissaris heeft bij de eerste beschikking, van 22 juli 2022, een machtiging verleend voor het tappen van Exclu-verkeer van de Duitse server (ex. artikel 126t Sv). Deze machtiging is in totaal zes keer verlengd. In de eerste beschikking wordt verwezen naar de daaraan voorafgaande vordering met het proces-verbaal van verdenking van 20 juli 2022. In de tweede beschikking, van 25 augustus 2022, heeft de rechter-commissaris een machtiging verleend voor het hacken van de server van Exclu in Duitsland (ex. artikel 126uba Sv). Deze machtiging is vijf keer verlengd. Aan de tweede beschikking is een vordering voorafgegaan, met daarbij het proces-verbaal met kenmerk 26Lytham-00053 en verwijzing naar het eerder overgelegde proces-verbaal van verdenking met kenmerk 26Lytham-0026. Deze beschikkingen en verlengingen zijn steeds opgevolgd door Europese onderzoeksbevelen, gericht aan de bevoegde Duitse autoriteiten.
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank heeft ter beoordeling van het verweer acht geslagen op het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023
(vgl. ECLI:NL:HR:2023:913).De rechtbank dient na te gaan of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissingen tot tappen respectievelijk hacken van de Exclu-server heeft kunnen komen. De rechtbank dient ervoor zorg te dragen dat eventueel gebruik van de verkregen Exclu-gegevens zich verhoudt met het recht op een eerlijk proces, in die zin dat de rechtbank de “overall fairness” van de strafzaak tegen verdachte moet waarborgen.
De rechtbank leidt uit voornoemde beschikkingen en de daarbij behorende processen-verbaal af, dat daarbij in overweging genomen is dat gebruikers van ge-encrypteerd berichtenverkeer zoals door Exclu aangeboden, er in het algemeen belang bij hebben dat de inhoud van hun communicatie verborgen blijft voor politie en justitie. Verder heeft de rechter-commissaris ook de aard van de diensten van Exclu betrokken. In het proces-verbaal van verdenking wordt beschreven dat de Exclu applicatie via geselecteerde “resellers” wordt verkocht waarbij uitsluitend contant of via bitcoin wordt betaald, terwijl geen enkele identificatie plaatsvindt. De Exclu applicatie heeft kenmerken zoals “panic button”, “icon change” en “dummy applicaties” waarmee kennelijk het gebruik van Exclu wordt beoogd te verhullen.
In de beschikking van 25 augustus 2022 worden aan de verleende machtiging de voorwaarden verbonden dat de vergaarde informatie slechts mag worden doorzocht op vooraf vastgelegde zoeksleutels. De met die zoeksleutels geselecteerde informatie dient bovendien eerst aan de rechter-commissaris te worden voorgelegd om de inhoud, omvang en relatie tot de vermoedelijk gepleegde of te plegen strafbare feiten te controleren. Alleen nadat de rechter-commissaris daar positief op heeft beslist, kan deze informatie aan het Openbaar Ministerie of de politie ten behoeve van (opsporings-)onderzoeken beschikbaar worden gesteld. Daarenboven wordt aan de machtiging de absolute randvoorwaarde verbonden dat de vergaarde communicatie slechts ter beschikking mag worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv in georganiseerd verband gepleegd of beraamd en die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven die in dat georganiseerde verband worden beraamd of gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken, dan wel misdrijven met een terroristisch oogmerk.
ConclusiesGelet op de vooromschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris, in die situatie en op basis van die stand van zaken, in redelijkheid tot de aldus afgegeven machtigingen met bijbehorende verlengingen heeft kunnen komen. De beschikkingen van de rechter-commissaris zijn gegrondvest op artikel 126t en 126uba Sv. Van het oneigenlijk aanwenden van deze bevoegdheden kan geen sprake zijn, gelet op het doel van het onderzoek en de feitelijke wijze waarop aan de uitvoering gestalte is gegeven. Er is uitvoerig in de beschikkingen uitgelegd waarom die wettelijke grondslag en methode als toereikend wordt beschouwd. Het verbod op détournement de pouvoir is niet overtreden.
Met de vooromschreven voorwaarden is een zekere waarborg gegeven tegen schending van artikel 6 en artikel 8 van het EVRM. De rechter-commissaris heeft telkens opnieuw de proportionaliteit van de inbreuk moeten toetsen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat er bij geautomatiseerde zoekslagen, er niemand is die persoonlijk kennisneemt van de inhoud van daaraan verbonden bestanden. De zoekactie is weliswaar breed (dat wil zeggen in een groot aantal data), maar doordat de gehanteerde methode zeer gericht zoekt en de resultaten beperkt blijven tot wat gezocht wordt, blijft de inbreuk beperkt. Het verwerken van de data is zorgvuldig en met oog voor de privacybelangen van betrokkenen gebeurd. Er is hen ook geen rechtsbescherming onthouden. De rechtbank concludeert dan ook dat onder deze omstandigheden er geen sprake is geweest van een onevenredige inbreuk op de privacy van de gebruikers en ook niet van een schending van het recht op een eerlijk proces.
De verweren die op dit punt door de verdediging zijn aangedragen slagen niet.
3.3.5
Bulkinterceptie
De rechtbank volgt de verdediging ook niet voor zover is bepleit dat sprake is van bulkinterceptie en aldus van een algemene en ongedifferentieerde dataverzameling. Niet alleen heeft te gelden, zoals de rechtbank al onder paragraaf 3.3.4 heeft overwogen, dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot de tap en hack van de Exclu-server heeft kunnen komen, maar ook overigens treft het verweer geen doel. Het verkrijgen van de Exclu-gegevens richt zich immers tot een afgebakende groep gebruikers, van één specifieke telecomdienst, terwijl er een concrete verdenking bestond dat deze dienst gebruikt zou worden door criminelen die zich (in georganiseerd verband) met zeer ernstige strafbare feiten hebben beziggehouden. Dat is een wezenlijk andere situatie dan bijvoorbeeld het bewaren van alle metadata van alle abonnees van een (willekeurige) telecomprovider ten behoeve van toekomstige strafrechtelijke onderzoeken. Verder is van groot belang dat de dataverzameling anoniem is geschied. Pas na verder opsporingsonderzoek kon (in sommige gevallen) een persoon gekoppeld worden aan een gebruikersaccount. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een situatie die in strijd is met het EVRM of met de door de verdediging aangehaalde Europese jurisprudentie, nu daarin sprake was van een andere situatie. De verweren hierover falen.
3.3.6
De verwerking van Exclu-data
Volgens de verdediging is bij de verwerking van de Exclu-data ook in strijd met artikel 8 EVRM gehandeld.
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank dient de vraag te beantwoorden of met de verwerking, dan wel het gebruik van de Exclu-data, een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. Het staat vast dat verdachte geen enkele verklaring heeft afgelegd en tijdens de politieverhoren een integraal beroep gedaan heeft op het zwijgrecht. Verdachte heeft er ook het zwijgen toegedaan bij de vraag of hij de gebruiker is van het Exclu-ID-account [account 1] met gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] ’. De verdediging heeft vervolgens, al dan niet tegen de achtergrond van dat zwijgrecht, enkel aangevoerd dat sprake is van algemene inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Er is geen nadere onderbouwing gegeven over de aard en intimiteit van de gesprekken die nog meer gevoerd zouden zijn. Er is bovendien geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de Exclu-data is doorzocht op andere trefwoorden dan de delictgerelateerde termen die de rechter-commissaris heeft toegelaten, bijvoorbeeld terminologie die verband houdt met privacy gerelateerde aangelegenheden. Dit is noch gesteld, noch anderszins aannemelijk geworden. De rechtbank concludeert op basis van deze vaststellingen dat in onderhavige zaak, bij de verwerking/gebruikmaking van de Exclu-data, ook geen (onevenredige) inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte
3.3.7
De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteitDe verdediging heeft het belang onderstreept dat wordt nagegaan of de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit gerespecteerd zijn, gedurende het proces dat over de Exclu-gegevens beschikt zou gaan worden.
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank is van oordeel dat de door de rechter-commissaris gegeven machtigingen voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, waarbij de rechtbank één en ander overigens slechts marginaal toetst. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat er geen sprake is geweest van ongedifferentieerde bulkinterceptie of van ongerichte ‘fishing expeditions’. Er is immers slechts gezocht met behulp van vooraf vastgestelde zoeksleutels, die sterke aanwijzingen opleveren voor georganiseerde zware criminaliteit. De rechter-commissaris heeft de geselecteerde informatie eerst gecontroleerd (op inhoud, omvang en relatie tot strafbare feiten) voordat verdere verspreiding onder het onderzoeksteam heeft kunnen plaatsvinden. Er is bovendien sprake geweest van een periodieke termijn waarin opnieuw getoetst moest worden of de machtigingen voor verlenging in aanmerking konden komen. Tot slot heeft de rechter-commissaris in de beschikkingen aantoonbaar meegewogen dat de informatie niet op een andere, minder ingrijpende, wijze kon worden verkregen en gebruikt dan de gehanteerde manier die thans gevolgd is. De verweren op dit punt worden gepasseerd.
3.3.8
Equality of armsDoor de verdediging is betoogd dat het beginsel van ‘equality of arms’ is geschonden.
Het oordeel van de rechtbankAllereerst dient in dit verband te worden opgemerkt dat de verdediging, in beginsel, op grond van de in artikel 6 van het EVRM gegarandeerde waarborgen het recht heeft toegang te verkrijgen tot al het materiaal, dat zowel ten nadele als ten gunste van de verdachte kan worden gebruikt. Het recht op toegang tot en inzage in methoden en resultaten van onderzoek betreft echter geen absoluut recht. Dat recht dient ook niet verward te worden met een recht op toegang tot al het materiaal waarover het Openbaar Ministerie beschikt. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij gemotiveerd duidelijk maakt naar welke gegevens zij op zoek is. Met andere woorden: het zo mogelijk voorkomen van ‘fishing expeditions’ vormt onder omstandigheden een nadere beperking op dit recht op toegang.
Bij de vraag of in dit geval met de beschikbare informatie in het dossier is voldaan aan het beginsel van ‘equality of arms’ overweegt de rechtbank dat het er bij dit beginsel om gaat of het gebruik van de gegevens, waaronder uiteindelijk ook de interpretatie van de inhoud van de ontsleutelde berichten, in onderhavige strafzaak door de verdediging getoetst kan worden. De rechtbank stelt vast dat het procesdossier van Grand Canyon daartoe alle relevante stukken bevat, gelet op het geheel aan informatie dat is verstrekt over het complete onderzoekstraject. Daarnaast heeft de verdediging beschikt over de dataset van de aan het verdachte gekoppelde Exclu-account en het dossier kunnen controleren. Ook is de raadsman de toegang verschaft tot de gehele dataset van Exclu op het politiebureau. Het gaat in dat geval om gesprekken waaraan het Exclu-account ‘ [gebruikersnaam 1] ’ niet heeft deelgenomen. De rechtbank is van oordeel dat onderzoeksresultaten tijdig met de verdediging zijn gedeeld en zij daardoor voldoende mogelijkheden heeft gehad om het bewijs te bestuderen en te verifiëren. Het beginsel van ‘equality of arms’ is niet geschonden en de daarmee verband houdende verweren worden verworpen.
3.3.9
Eindconclusie ExcluDe rechtbank is van oordeel dat de Exclu-data rechtmatig zijn verkregen en verwerkt, waarbij de fundamentele grondrechten en elementaire rechtsbeginselen gewaarborgd zijn gebleven. Het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM), het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM), de proportionaliteit en subsidiariteit in het opsporingsonderzoek, ‘equality of arms’ en het verbod op détournement de pouvoir zijn geëerbiedigd. Ook hetgeen voor het overige door de verdediging is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Daarmee is niet gebleken van enig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Er is dan ook geen reden om tot een niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Miniserie dan wel tot bewijsuitsluiting over te gaan. De officieren van justitie zijn dan ook ontvankelijk in de vervolging en de Exclu-data kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
3.4 VervolgingEr is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie achten feit 1, het (mede)plegen van voorbereidingshandelingen in het kader van artikel 10a van de Opiumwet, wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft grote hoeveelheden grondstoffen ingekocht en geïmporteerd uit het buitenland, al dan niet tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] . In dat verband heeft verdachte geldbedragen overgemaakt, gehandeld in grondstoffen en MDMA en de beschikking gehad over een stashlocatie met grondstoffen.
Het Openbaar Ministerie heeft ook ten aanzien van feit 2 de bewezenverklaring gevorderd, met dien verstande dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van gewoontewitwassen, in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 februari 2023 van een contant geldbedrag van € 617.170,- en cryptovaluta met een tegenwaarde van 9 miljoen euro. De witwashandelingen hebben eruit bestaan dat verdachte het contante geld en de cryptovaluta in voormelde periode voorhanden heeft gehad.
Voor het volledige standpunt verwijst de rechtbank naar het als bijlage aan dit vonnis gehechte requisitoir.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit omdat het bewijs in onderhavige zaak uitsluitend is gebaseerd op Exclu-berichten, waarvoor geen steunbewijs is. Het feit dat in de woning waar verdachte heeft verbleven een gebruikershoeveelheid aan verdovende middelen is aangetroffen, alsmede een groot contant geldbedrag is niet redengevend, nu dit niet met het ten laste gelegde feit in verband gebracht kan worden.
Ten aanzien van feit 2 is betoogd dat niet zonder meer gesproken kan worden van een gegrond witwasvermoeden, althans, hooguit voor de cryptovaluta ter waarde van € 293.204,69. Daarnaast kan aan de hand van de aangeleverde gegevens niet worden vastgesteld dat alle cryptobedragen aan verdachte kunnen worden toegeschreven, zoals de transacties van het account 0x76. Gelet op de beperking qua pleegplaats in de tenlastelegging dient vrijspraak te volgen voor de cryptovaluta, omdat niet kan worden vastgesteld waar de handelingen hebben plaatsgevonden. Met betrekking tot het contante geld is nog aangevoerd dat een deel is aangetroffen in een slaapkamer die voor alle bewoners toegankelijk is geweest en dat het feit dat verdachte van de zolderkamer gebruik heeft gemaakt, niet maakt dat het daar aangetroffen geld van verdachte is, temeer nu geen dactyloscopisch sporenonderzoek is verricht op het aangetroffen geld.
Voor het volledige standpunt verwijst de rechtbank naar de als bijlage aan dit vonnis gehechte pleitnota.
4.3
Algemene bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt, voordat de feiten afzonderlijk worden behandeld, het volgende voorop.
Het bewijsminimum
De rechtbank overweegt dat het dossier in zijn geheel moet worden beschouwd. De ten laste gelegde feiten waarin de afzonderlijke feitelijke gedragingen zijn vervat dienen niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang te worden bezien. Dit betekent onder meer dat bij de beoordeling van de feiten in het kader van een bepaald zaakdossier ook stukken uit andere zaakdossiers van het onderzoek moeten worden betrokken. Dat betekent ook dat cryptocommunicatie-berichten niet geïsoleerd moeten worden beschouwd, maar dat bij de interpretatie daarvan ook de overige communicatie (tussen de verschillende accounts) moet worden betrokken. Anders gezegd, de rechtbank gebruikt voor het bewijs meerdere chatberichten die de verdachten op verschillende tijdstippen aan verschillende accounts hebben gestuurd en de reacties hierop. Naast de chatgesprekken zelf zijn er ook foto’s gestuurd. Het betreft bovendien niet alleen gesprekken via het Exclu-platform, maar ook via andere berichtenapps, zoals Whatsapp en Signal. Daarnaast bevinden zich in het dossier stukken over het forensisch onderzoek en overige bevindingen door verbalisanten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van meerdere bewijsmiddelen uit meerdere bronnen en wordt in zoverre aan het bewijsminimum voldaan. De rechtbank zal hieronder uiteenzetten wat dit ten aanzien van de tenlastegelegde feiten betekent.
Het verweer van de verdediging op dit punt wordt verworpen.
Duiding inhoud chatberichten
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de chatberichten in het dossier voldoende houvast om de ten laste gelegde feiten te beoordelen. De rechtbank verenigt zich met de uitleg die de politie heeft gegeven aan de termen die in de chatberichten worden gebruikt. De rechtbank gaat er dus van uit dat er is gecommuniceerd over onder andere ketamine (“Keta”), platinaoxide (“Plaat”), benzylmethylketon (“B”), pre-precursoren van Benzylmethylketon en Piperonylmethylketon (“lijm”, “B poeder” en “P poeder”), MDMA of methamfetamine (“M”), duizendtallen (“k”), zuivere MDMA-kristallen (“champie”) en cryptovaluta (“XMR”, “USDT”, “BTC” en “ETH”). Deze duiding is ook in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere strafzaken. Voorgaande wordt bevestigd door de omstandigheid dat door middel van versleutelde berichtgeving is gecommuniceerd, dat de berichten op elkaar aansluiten, de versluierde termen onderling niet tot misverstanden hebben geleid en de afbeeldingen die zijn meegezonden bij verscheidene chatberichten.
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd en een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Bij gebrek aan een aannemelijke alternatieve uitleg door verdachte, ziet de rechtbank dan ook geen reden om een andere betekenis toe te kennen aan de chatberichten dan door de politie is gedaan. Als de rechtbank, al dan niet naar aanleiding van een gevoerd verweer, in een concreet geval de interpretatie van de politie toch niet volgt, dan wordt dat in het vonnis gemotiveerd aangegeven. Ook het feit dat niet alle stoffen, middelen en andere aanverwante spullen -waarover in de chatberichten wordt gesproken- in beslag zijn genomen en zijn getest, hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring in de weg te staan.
Op basis van de in de chatberichten gebruikte termen, de bijgevoegde foto’s waarop de drugs en (pre-)precursoren pontificaal zijn afgebeeld, het besproken (productie)proces en de (door de verdachte) vermelde bedragen, is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat de berichten daadwerkelijk over verdovende middelen en de daarvoor benodigde grondstoffen zijn gegaan. De rechtbank constateert dat de berichten -wanneer deze in onderlinge samenhang worden bezien- qua inhoud op elkaar aansluiten en dat ook de binnen de chats rondgestuurde foto’s hierbij passen.
De in dit verband door de verdediging gevoerde verweren falen.
4.4 De inleidende overwegingen met betrekking tot het Exclu-account
Uit het strafrechtelijk onderzoek Grand Canyon is naar voren gekomen dat door diverse personen gebruik is gemaakt van de berichtendienst Exclu. De verschillende verdachten in het onderzoek zijn door de politie als de gebruikers van de verschillende Exclu-accounts geïdentificeerd. De rechtbank hecht er vooraf belang aan om op te merken dat het bij een identificatie van een bepaald account niet noodzakelijk is dat iedere identificerende omstandigheid op zichzelf dusdanig redengevend is dat op basis hiervan identificatie plaats kan vinden. De identificerende gegevens dienen in onderling verband en samenhang te worden beschouwd.
4.4.1
Identificatie Exclu-account [account 2] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 1]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [account 2] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] . De politie heeft bij de identificatie van dit account onder meer overwogen dat uit een groepsgesprek tussen andere Exclu-gebruikers blijkt dat [gebruikersnaam 1] van Turkse afkomst is. [verdachte] heeft de Turkse nationaliteit. Daarnaast blijkt uit meerdere gesprekken dat [gebruikersnaam 1] een broer heeft. [verdachte] heeft ook een broer, genaamd [broer verdachte] . Verder volgt uit meerdere gesprekken dat [gebruikersnaam 1] vaak in [plaats 1] afspreekt met
andere Exclu gebruikers. [verdachte] heeft volgens de politiesystemen een tijdje in
[plaats 1] gewoond. Tevens verblijven zijn ouders nog steeds in [plaats 1] . Tot slot blijkt uit bestudering van de "Know Your Customer"-gegevens van een bepaald Binance-account, dat een paspoort en foto van [verdachte] daarbij gevoegd zijn. Uit de Exclu-gesprekken komt naar voren dat dit specifieke Binance-account in relatie kan worden gebracht met [gebruikersnaam 1] . Gelet op deze feiten en omstandigheden bestaat er bij de rechtbank geen twijfel dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het aan hem toegeschreven account [gebruikersnaam 1] .
4.4.2
Identificatie van de andere gebruikers van de Exclu-accounts
Op basis van de processen-verbaal van identificatie van de Exclu-accounts -en de in Bijlage II aangehechte bewijsmiddelen- gaat de rechtbank er vanuit dat andere Exclu-accounts toegeschreven kunnen worden aan de medeverdachten, zoals hierna te melden. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de identificerende processen-verbaal te twijfelen. Hieruit volgt dat:
- [account 3] , [account 4] , [account 5] , [account 6] , [account 7] , [account 8] , [account 9] met gebruikersnamen [gebruikersnaam 2] , [gebruikersnaam 3] , [gebruikersnaam 4] , [gebruikersnaam 5] , [gebruikersnaam 6] , [gebruikersnaam 7] :
[medeverdachte 2] (sr.), geboren op [geboortedag 2] 1977 te [geboorteplaats 2] betreft;
- [account 10] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 8] :
[medeverdachte 3], geboren op [geboortedag 3] 1983 te [geboorteplaats 2] betreft;
- [account 11] , [account 12] met gebruikersnamen [gebruikersnaam 9] en [gebruikersnaam 10] :
[medeverdachte 4], geboren op [geboortedag 4] 1967 te [geboorteplaats 3] betreft;
- [account 13] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 11] :
[medeverdachte 5], geboren op [geboortedag 5] 1993 te [geboorteplaats 4] betreft.
De volgende twee Exclu-accounts komen wel in het onderzoek voor, maar hun identiteit is (vooralsnog) onbekend:
- [account 14] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 12] is
niet geïdentificeerd;
- [account 15] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 13] is
niet geïdentificeerd.
4.4.3
De iPhone 12 Pro Max
Er is bij het onderzoek Grand Canyon ook een iPhone 12 Pro Max aangetroffen (goednummer 755697). De rechtbank gaat er vanuit dat deze telefoon bij verdachte in gebruik is geweest en baseert dit onder meer op de volgende feiten en omstandigheden:
• De mobiele telefoon is aangetroffen in de kamer waar verdachte verbleef ten tijde van
zijn aanhouding. Er waren op dat moment geen andere mensen in de kamer aanwezig;
• Het telefoonnummer [telefoonnummer] van dit toestel is in gebruik bij verdachte;
• De gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] komt voor in deze telefoon, net als bij het platform Exclu;
• Het Apple-account heeft als gebruikersnaam [gebruikersnaam 15] ;
• De naam van de kat van [verdachte] komt voor als wachtwoord van de telefoon;
• De gebruiker van de telefoon wordt aangesproken met " [verdachte] ";
• In notities van de telefoon is het wallet adres van [verdachte] opgeslagen.
4.4.4
Het onder feit 1 ten laste gelegde
Inhoud gesprekken
In het dossier is een veelvoud aan Exclu-berichten opgenomen waar verdachte, onder de gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] , aan heeft deelgenomen. Deze gesprekken beginnen op 19 september 2022. Daarnaast zijn op de iPhone 12 Pro Max door verdachte, via Whatsapp en Signal, een aantal gesprekken gevoerd. De rechtbank zal in samenvattende vorm -niet uitputtend bedoeld- een aantal elementen aanhalen die uit die gesprekken naar voren komen.
Op de eerste plaats blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de gesprekken dat verdachte in contact staat met leveranciers uit China die hem grondstoffen leveren, bestemd voor de productie van synthetische drugs. Er wordt onder meer gesproken over bestellingen, betalingen (via bitcoin) en leveringen van pre-precursoren. Meer specifiek importeert verdachte Benzylmethylketon
(hierna: BMK)en Piperonylmethylketon
(hierna: PMK)in olie of in poedervorm. Het is een feit van algemene bekendheid dat BMK en PMK belangrijke precursoren zijn voor de productie van amfetamine en MDMA. Daarnaast heeft verdachte met derden de technologie besproken voor het zelfstandig kunnen bereiden van BMK en PMK. Er zijn meerdere foto’s van productieketels gestuurd, waarbij wordt beschreven welke functie deze onder meer hebben.
Op de tweede plaats volgt uit de gesprekken dat verdachte ook in het bezit is van en kennis draagt over het eindproduct, te weten: MDMA. Het lijkt er in één gesprek zelfs op dat verdachte dit als betaalmiddel gebruikt voor de aankoop van nieuwe grondstoffen. De MDMA wordt, meermalen, in opdracht van verdachte opgehaald bij de [straat] in Tilburg . Verder wordt er gesproken over de kwaliteit, het zuiverheidsgehalte en zijn foto’s van MDMA-kristallen gedeeld. Verdachte heeft bovendien in een chatconversatie gesproken over een levering ten behoeve van
‘tikken’,waarmee het tabletteren van pillen (MDMA) wordt bedoeld.
Op de derde plaats volgt uit de gesprekken dat verdachte betrokken is bij een zogeheten ‘stashlocatie’ (het voorraadbeheer) in Roosendaal , Hilvarenbeek en in Duitsland. Daar liggen grondstoffen opgeslagen. Verdachte is op de hoogte van de hoeveelheden en heeft zeggenschap over het voorraadbeheer. Verdachte staat daarin niet alleen omdat hij de voorraad met anderen bespreekt en het heeft over
‘een stash man’.
Dat het ook om grote hoeveelheden ging volgt uit de Whatsapp- en Signal-gesprekken tussen 17 oktober 2022 en 4 januari 2023. Verdachte heeft 500 kilo P poeder (de pre-precursor voor PMK) besteld en daarvoor 55.000 dollar betaald. Verdachte heeft een afleveradres in Moerdijk opgegeven. Hij ontvangt een code ter ‘track & trace’ van de bestelling en hem wordt bevestigd dat de pakketjes 20 kilo per stuk wegen. Op 8 december 2022 heeft de douane een pakket met 550 kilo PMK ethylglycidaat onderschept en in beslag genomen. De pakketjes hebben een gewicht van 20 kilo per stuk, zij zijn bestemd voor het door verdachte opgegeven adres in Moerdijk en verzonden uit China. Op 4 januari 2023 heeft de politie het afleveradres in Moerdijk bezocht. Diezelfde dag heeft verdachte, ditmaal via Exclu, naar medeverdachte [medeverdachte 1] geschreven:
‘500P is gepakt zijn binnen gegaan bij loods net’.
Duiding gesprekkenDe rechtbank wijst allereerst op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen in paragraaf 4.3 met betrekking tot het bewijsminimum en de duiding van de inhoud van chatberichten. Deze overweging dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van meerdere bewijsmiddelen die niet afkomstig zijn uit één bron. Er bestaat ook geen twijfel over de inhoud van de chatberichten en de terminologie die daarin is gebruikt; dit is crimineel jargon en de rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat dit betrekking heeft op grondstoffen, (pre-)precursoren en synthetische drugs. De berichten laten aan duidelijkheid niets te wensen over en er is geen twijfel dat hiermee iets anders is bedoeld. Verdachte heeft hierover ook niets willen verklaren. De verzonden foto’s van productieketels en MDMA-kristallen, alsmede de gehanteerde prijzen en hoeveelheden, bevestigen het beeld van drugsgerelateerde gesprekken.
De chatberichten vinden ook steun in de realiteit. Zo heeft de douane op 8 december 2022 immers een grote hoeveelheid PMK ethylglycidaat onderschept en in beslag genomen. Het soort pre-precursor, de hoeveelheid gewicht per pakket, de leverancier uit China en het afleveradres in Moerdijk kloppen exact met hetgeen dat verdachte eerder in chatgesprekken heeft voorgespiegeld. Verdachte is ook onmiddellijk op de hoogte van het feit dat de lading is ontdekt, direct nadat de politie de loods in Moerdijk heeft bezocht op 4 januari 2023. Er is nog een voorbeeld. De overeenkomsten tussen chatberichten en de realiteit komen namelijk ook terug met betrekking tot een door verdachte besproken partij van achttien dozen, met groen-witte tape, op een stashlocatie. De politie heeft vervolgens op 3 februari 2023 in een afgelegen loods in Hilvarenbeek, die kennelijk als opslagplaats is gebruikt, exact deze hoeveelheid dozen aangetroffen met dezelfde kleursoort tape. De dozen bleken na onderzoek PMK en DEPAPD te bevatten, grondstoffen geschikt voor de vervaardiging van MDMA.
ConclusieOp basis van voormelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. Meer concreet hebben de voorbereidingshandelingen eruit bestaan dat verdachte samen met anderen grote hoeveelheden grondstoffen heeft ingekocht en geïmporteerd. Verdachte heeft daartoe geldbedragen overgemaakt en eveneens gehandeld in grondstoffen en MDMA. Tot slot heeft verdachte de beschikking gehad over meerdere voorraadlocaties met grondstoffen.
4.4.5
Het onder feit 2 ten laste gelegde
Feiten en omstandigheden
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt de volgende gang van zaken naar voren.
Contant geld
De politie is op 3 februari 2023 de woning gelegen aan de [adres 2] in [plaats 1] binnengetreden. Verdachte verblijft op dit adres en wordt daar op dat moment aangehouden. Op een slaapkamer op de eerste etage, achter de onderste lade van een bureau, worden twee contante geldbedragen ontdekt, te weten: € 99.900,- en € 131.500,-. Op de zolderetage, achter een schot achter een bureau, wordt een derde contant geldbedrag aangetroffen, te weten: € 385.770,-. Het gaat in totaal om een geldbedrag van € 617.170,-. Het is onduidelijk wie op de slaapkamer op de eerste etage heeft geslapen. Deze kamer is vrij toegankelijk voor alle bewoners en is niet op slot. De zolderkamer betreft de slaapkamer van verdachte.
CryptovalutaOp grond van het dossier heeft de politie aan verdachte twee cryptovaluta-wallets toegeschreven:
1. Het Binance-account met ID-nummer [account 16] op naam van de [verdachte] ;
2. Het adres [kenmerk] (hierna: [kenmerk] ).
Uit de geraadpleegde “Know Your Customer”-gegevens blijkt dat het Binance-account is aangemaakt op naam van ‘ [verdachte] ’ met het e-mailadres: ‘ [e-mailadres] ’. Uit de gegevens blijkt dat voor de registratie van dit account gebruik is gemaakt van een Turkse ID-kaart op naam van [verdachte] . Verdachte heeft op Exclu, op 19 september 2022, tweemaal een afbeelding naar medeverdachte [medeverdachte 1] gestuurd met daarop een QR-code van een aan het Binance-account gekoppeld deposit-adres en de QR-code van het adres [kenmerk] . [medeverdachte 1] heeft voorafgaand aan het versturen van deze afbeeldingen gevraagd om de QR-code van de wallets van [verdachte] . QR-codes worden gebruikt om adressen van cryptovaluta te versturen, zodat de wederpartij de QR-code kan scannen en het adres niet hoeft over te typen.
De politie heeft alle transacties bestudeerd in de periode van 12 maart 2020 tot en met 3 februari 2023. Uit de berekening blijkt dat op het Binance-account en het adres [kenmerk] gezamenlijk in totaal is ontvangen, in cryptovaluta, na correctie van dubbeltellingen:
- 10.073.734,94388 USDT;
- 15,95958 BTC;
- 2.335,43416 XMR;
- 9,58803 ETH.
Deze cryptovaluta hebben een geschatte tegenwaarde vertegenwoordigd van € 9.961.937,- op het moment dat de cryptovaluta zijn ontvangen.
Bespreking van het eerste verweer: het adres van crypto-wallet [kenmerk]
De rechtbank verwerpt het verweer dat het adres [kenmerk] niet aan verdachte zou toebehoren. Er is geen reden om te twijfelen aan voormelde bevindingen die door de verbalisanten in de processen-verbaal zijn gerelateerd. Het onderling gevoerde Exclu-gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte, van 19 september 2022, zit ook in het dossier. Hieruit valt af te leiden dat verdachte -desgevraagd- de QR-code behorende bij het adres [kenmerk] aan [medeverdachte 1] heeft toegezonden. Dit omdat [medeverdachte 1] juist een betaling wil uitvoeren ten gunste van verdachte. Uit de inhoud van de gesprekken volgt ook dat dit het adres van verdachte is. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier, waaruit valt op te maken dat derden over het adres [kenmerk] beschikken en verdachte niet. Dit geldt temeer nu verdachte op dit punt ook geen enkele verklaring heeft afgelegd.
Bespreking van het tweede verweer: de pleegplaats
De rechtbank gaat er op grond van het dossier van uit dat verdachte vanuit Nederland heeft geopereerd met betrekking tot handelingen aangaande de cryptovaluta. Verdachte is op een adres in [plaats 1] aangehouden en heeft daarvoor al enige tijd op dat adres verbleven. Hij heeft met een Nederlandse medeverdachte over de cryptovaluta gesproken en heeft in de tenlastegelegde periode fysieke ontmoetingen op locaties in Nederland, zo blijkt uit de Exclu-gesprekken. In het gesprek van 19 september 2022 bevestigt verdachte zelfs letterlijk dat hij in Nederland is. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier te vinden, dat dit anders zou zijn en ook hierover heeft verdachte geen verklaring afgelegd. Het feit dat niet van elke specifieke transactie de server valt te achterhalen waar vandaan de transactie heeft plaatsgevonden, doet daar niets aan af. Dit verweer faalt dan ook.
Algemene overwegingDe rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor witwassen dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde geldbedrag uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het ten laste gelegde geldbedrag en de cryptovaluta afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. In deze zaak is geen direct verband te leggen tussen een concreet misdrijf en het geld en de cryptovaluta waarop de tenlastelegging ziet. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is.
StappenplanAangezien er geen sprake is van een concreet brondelict zal bij de beoordeling of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, gebruik gemaakt worden van het in de jurisprudentie ontwikkelde stappenplan. In de eerste plaats is de officier van justitie verantwoordelijk voor het aandragen van feiten omstandigheden die een vermoeden rechtvaardigen dat een voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is
(stap I). Van de verdachte mag vervolgens worden verlangd dat hij een verklaring geeft, waaruit blijkt dat de ten laste gelegde voorwerpen
nietvan misdrijf afkomstig zijn
(stap II). Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn
(stap III). Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, ligt het op de weg van de officier van justitie om nader onderzoek te doen naar die verklaring en de daarin gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Als een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen
(stap IV). Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
(stap V)
Het vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 volgt dat verdachte niet alleen betrokken is geweest bij voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs. Het is ook gebleken dat verdachte betrokken is bij de handel in grondstoffen (de aankoop, import en overdracht) en de verkoop van het eindproduct. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij dergelijke feiten in dit criminele milieu grote hoeveelheden cash geld omgaan. Dit doet zich ook in onderhavig geval voor. Het bezit van grote contante geldbedragen door privépersonen is hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van onder meer brand en diefstal, waarbij het geldbedrag in dergelijke gevallen niet is verzekerd. De bankbiljetten zijn ook niet veilig en geordend opgeborgen, maar gebundeld met elastiek in pakketten bewaard op plekken die aan het zicht onttrokken zijn. Bovendien zijn coupures met een hoge waarde (€ 200,- en € 500,-), waarvan in dit geval sprake is, in veel gevallen uitgesloten van het regulier betalingsverkeer in Europa. Verdachte heeft daarnaast nog eens tussen 12 maart 2020 en 3 februari 2023 grote bedragen cryptovaluta ontvangen en betaald, terwijl grotendeels niet duidelijk is geworden naar/van wie en waarom de betalingen zijn verricht.
Er is onderzoek gedaan naar de financiële situatie van de familieleden van verdachte, alsmede naar de inkomens- en vermogenspositie van verdachte zelf. Verdachte en zijn familie hebben geen (bekend) toereikend legaal inkomen dat het voorhanden hebben van voormeld contant geldbedrag en de ontvangsten en betalingen via cryptocurrency zouden kunnen rechtvaardigen.
Tussenconclusie
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat de aangedragen feiten en omstandigheden zodanig van aard zijn dat er zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De financiële situatie van verdachte (en zijn familie) kunnen niet verklaren dat er de beschikking is over een contant vermogen van € 617.170,- en een bedrag aan cryptovaluta van € 9.961.937,-. Onder deze omstandigheden mag van verdachte een verklaring worden verlangd over de herkomst van deze geldbedragen.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft geen enkele verklaring afgelegd tijdens het strafrechtelijk onderzoek, maar is zich voortdurend blijven beroepen op zijn zwijgrecht. Er is, bij monde van de raadsman van verdachte ter zitting, bepleit dat door het ‘traden’ met wisselkoersen het bedrag aan cryptovaluta (in ieder geval deels) verklaarbaar is, dan wel dat het witwasvermoeden zich hooguit uitstrekt tot een bedrag van € 293.204,69. Daarnaast is niet voldoende duidelijk geworden of het aangetroffen contante geld in de woning aan verdachte toebehoort, aldus de advocaat.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de herkomst van het bedrag aan cryptovaluta, niet kan worden aangemerkt als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, waar nader onderzoek naar moet worden verricht. Het is een algemene geformuleerde stelling die onvoldoende is onderbouwd. De raadsman heeft aangevoerd dat de handel met wisselkoersen het bedrag aan cryptovaluta kan verklaren. Dit is echter voor het eerst bij de inhoudelijke behandeling ter zitting naar voren gebracht en ook bij monde van de raadsman. Verdachte heeft hierover niets verklaard, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. Niet valt uit te sluiten dat er op momenten ook valuta zijn verhandeld, maar dit enkele en algemene feit geeft nog geen inzicht in de herkomst van de daarmee gepaard gaande bedragen.
Voor wat betreft het contante geldbedrag in de woning herhaalt de rechtbank nog maar eens dat een deel daarvan is aangetroffen, in de slaapkamer op zolder waar verdachte gebruik van heeft gemaakt. De vader van verdachte heeft hierover ook aangegeven dat dit het domein was van zijn zoon. Het andere deel is in een vertrek van de woning aangetroffen, waar verdachte heeft verbleven en waar hij zich vrij de toegang tot heeft kunnen verschaffen. Daarbij betrekt de rechtbank ook nog het feit dat na de aanhouding van verdachte en inbeslagname van het geld, niemand anders het geld heeft opgeëist dan wel zich als rechtmatige eigenaar heeft gemeld. De vader van verdachte heeft in ieder geval aangegeven dat het geld niet van hem was. Het feit dat de vader van verdachte nog een andere zoon heeft, dan wel dat er geen dactyloscopisch onderzoek is verricht aan het geld is, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, niet ter zake doende. De rechtbank zal dit deel van het verweer dan ook passeren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende tegenwicht is geboden tegen de verdenking, het vermoeden, dat het geldbedrag en de cryptovaluta van misdrijf afkomstig zijn. Er is geen verklaring gegeven die het witwasvermoeden heeft kunnen ontzenuwen.
Nader onderzoek door de officieren van justitie is dan ook niet aangewezen. Dit leidt tot de conclusie dat een criminele herkomst als enig aanvaardbare verklaring kan gelden voor de cryptovaluta en het contante geldbedrag en dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Aangezien verdachte zich gedurende een lange periode heeft bezig gehouden met het witwassen van grote hoeveelheden verscheidene cryptovaluta, alsook een groot bedrag aan contant geld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:
in de periode van 19 september 2022 tot en met 3 februari 2023 te Roosendaal en/of Tilburg , tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van hoeveelheden MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen
- stoffen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten,
immers, hebben verdachte en/of zijn mededaders in voornoemde periode in voornoemde pleegplaatsen
* een of meer ruimte(s)/opslaglocatie(s) gehuurd en/of laten huren en/of tot zijn beschikking gehad ten behoeve van de opslag van chemicaliën en/of grondstoffen bestemd voor de productie van synthetische drugs en/of precursoren (voor synthetische drugs) en/of
* (telefonisch en/of via chatberichten) contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over de import en/of aankoop en/of verkoop van chemicaliën en/of grondstoffen ten behoeve van de productie van synthetische drugs en/of precursoren (voor synthetische drugs) en/of
* (telefonisch en/of via chatberichten) contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over de betaling van (on)kosten ten behoeve van de import en/of aankoop en/of verkoop van chemicaliën en/of grondstoffen ten behoeve van de productie van synthetische drugs en/of precursoren (voor synthetische drugs) en/of
* een of meer betaling(en) gedaan en/of ontvangen (middels cryptovaluta) in verband met de import en/of aankoop en/of verkoop van chemicaliën en/of grondstoffen ten behoeve van de productie van synthetische drugs en/of precursoren (voor synthetische drugs)
EN/OF
* een of meerdere (PGP) telefoon(s) (met de (afgeschermde) applicatie Exclu) (met chatberichten en/of foto’s en/of instructies en/of aanwijzingen en/of prijzen over / ten aanzien van (de betaling van) chemicaliën en/of grondstoffen voor synthetische drugs en/of precursoren voor synthetische drugs) en/of
* (grote/aanzienlijke) hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen bestemd voor de productie/vervaardiging van synthetische drugs en/of precursoren (voor synthetische drugs)
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten
feit 2:
in de periode van 12 maart 2020 tot en met 3 februari 2023 te Roosendaal en/of Tilburg van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte
* één of meerdere cryptovaluta (te weten van een (grote) hoeveelheid Tether (USDT) en/of Bitcoin (BTC) en/of Monero (XMR) en/of Ethereum (ETH) (met een geschatte tegenwaarde van € 9.961.937,00 op het moment van ontvangst) en
* een contant geldbedrag van 617.170 euro (aangetroffen in woning/verblijfplaats verdachte op 3 februari 2023)
verworven en/of voorhanden gehad, terwijl verdachte wist, dat deze cryptovaluta en dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie vorderen aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft verbleven. Daarnaast is een geldboete geëist van € 30.000 euro, subsidiair 185 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft -in het kader van de strafmaat- bepleit dat verdachte lange tijd in voorlopige hechtenis heeft verbleven en (ten onrechte) in uitleveringsdetentie. Er is sprake van een first offender en het reclasseringsrapport van rapporteur [naam 3] dient bij de strafmaat te worden betrokken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als medepleger voorbereidingshandelingen verricht met het oog om de productie van en handel in synthetische drugs mogelijk te maken. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van grote hoeveelheden cryptovaluta en contant geld.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van synthetische drugs schadelijk is voor de volksgezondheid. De grootschalige productie, handel en consumptie van harddrugs (of voorbereiding daartoe) veroorzaken regelmatig overlast of genereren andere vormen van criminaliteit. Dergelijke misdrijven hebben dan ook een ontwrichtend effect op de samenleving als geheel. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan een bijdrage geleverd. Het internationale drugscircuit kenmerkt zich door geweldsexplosies, afvaldumpingen met milieuschade tot gevolg en vermogensmisdrijven gepleegd door armlastige verslaafden. Op die manier worden ook nietsvermoedende en onschuldige burgers geconfronteerd met allerlei nare gevolgen, terwijl verdachten zich er doorgaans niks aan gelegen laten liggen om hun crimineel handelen voort te zetten. Kennelijk heeft verdachte zich om al deze gevolgen niet bekommerd en zich enkel laten leiden door een eigen belang en financieel gewin. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
In onderhavige zaak is er ook sprake geweest van gewoontewitwassen van een fors contant geldbedrag en cryptovaluta met een enorme tegenwaarde, gedurende een aanzienlijke periode. Dit feit betreft een ernstig delict aangezien het een bijdrage levert aan de instandhouding en financiering van criminaliteit. Het leidt ertoe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarmee de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt ondermijnd.
Verdachte is niet verschenen ter zitting ondanks de in de schorsingsvoorwaarden opgenomen verplichting daartoe en heeft zodoende geen verantwoording afgelegd voor zijn daden. Bij de politie heeft verdachte een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. De rechtbank heeft op geen enkele wijze inzicht verkregen in de beweegredenen van verdachte die hebben geleid tot deze strafbare feiten. Deze proceshouding weegt in het nadeel mee.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de forensisch maatschappelijk werker, dhr. [naam 3] , d.d. 3 augustus 2023. Op de meeste leefgebieden zijn volgens de rapporteur geen noemenswaardige problemen en lijkt verdachte correct te functioneren. Het dagprogramma en de financiën van verdachte zijn punten van aandacht en kunnen mogelijk gerelateerd zijn aan het delict. Verdachte komt op de rapporteur over als een persoon die weinig assertief is, weinig zelfvertrouwen heeft en niet standvastig genoeg is, waardoor derden uit een sociaal milieu misbruik kunnen maken van zijn kwetsbaarheden. Het recidiverisico is laag-gemiddeld. Omdat verdachte grotendeels een beroep heeft gedaan op zijn zwijgrecht, heeft de rapporteur zich onthouden van een concreet en afgerond strafadvies.
Gelet op de aard en ernst van deze feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die plegen te worden opgelegd in soortgelijke zaken en rekening gehouden met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor enig strafbaar feit en in zoverre als first offender moet worden beschouwd. Verdachte is inmiddels wel gedagvaard voor een verdenking in verband met een overtreding van artikel 3, onder B en onder C, van de Opiumwet.
De rechtbank overweegt voorts nog dat de bewezenverklaarde misdrijven vormen van ondermijnende criminaliteit zijn. Het geldelijk gewin en de winstaspiraties die gepaard gaan met deze strafbare feiten zijn enorm en doorgaans de belangrijkste drijfveer om hieraan deel te nemen. Deze elementen vormen voor de rechtbank aanleiding om, naast een gevangenisstraf, ook een geldboete op te leggen.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat aan verdachte dient te worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast dient aan verdachte een geldboete te worden opgelegd voor een bedrag van € 50.000,- subsidiair 285 dagen hechtenis. Deze straf is lager dan door de officieren van justitie gevorderd, hetgeen is gelegen in het feit dat deze straf de ernst van de feiten naar het oordeel van de rechtbank voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (horloge, geldbedragen, telefoons, harde schijf en memorykaarten) vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Het gaat hier immers om voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan of met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid. Daarnaast betreft het goederen die verdachte geheel of ten dele te eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (een gripzakje met pillen) vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Het gaat namelijk om een voorwerp met betrekking tot welk het onder feit 1 ten laste gelegde is begaan, terwijl dit voorwerp tevens van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 23, 24c, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
- het medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden en bevorderen, door:
* stoffen en/of gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2:
- een gewoonte maken van witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijf jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 50.000,-;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
285 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* een horloge (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755736);
* een geldbedrag van € 3.000,- (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755828);
* een geldbedrag van € 2.500,- (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755821);
* een geldbedrag van € 250,- (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755824);
* een geldbedrag van € 131.500,- (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755700);
* een geldbedrag van € 385.770,- (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755712);
* een geldbedrag van € 99.900,- (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755699);
* een geldbedrag van € 13.000,- (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755701);
* een telefoontoestel (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755696);
* een telefoontoestel (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755697);
* een harddisk (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755740);
* een USB-stick (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755741);
* een USB-stick (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-756111);
- verklaart onttrokken aan het verkeer het volgende inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* een gripzakje met pillen (kenmerk: PL2000-ZBRAA22001-755711).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 november 2024.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2022 tot en met 3 februari 2023 te Roosendaal en/of Tilburg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende (telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers, heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) in voornoemde periode / op voornoemd tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats(en)
* een of meer ruimte(s)/opslaglocatie(s) gehuurd en/of laten huren en/of tot zijn beschikking gehad ten behoeve van de opslag van chemicaliën en/of grondstoffen bestemd voor de productie van synthetische drugs en/of precursoren (voor synthetische drugs) en/of
* telefonisch en/of via chatberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over de import en/of aankoop en/of verkoop van chemicaliën en/of grondstoffen ten behoeve van de productie van synthetische drugs en/of precursoren (voor synthetische drugs) en/of
* telefonisch en/of via chatberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over de betaling van (on)kosten ten behoeve van de import en/of aankoop en/of verkoop van chemicaliën en/of grondstoffen ten behoeve van de productie van synthetische drugs en/of precursoren (voor synthetische drugs) en/of
* een of meer betaling(en) gedaan en/of ontvangen (middels cryptovaluta) in verband met de import en/of aankoop en/of verkoop van chemicaliën en/of grondstoffen ten behoeve van de productie van synthetische drugs en/of precursoren (voor synthetische drugs)
EN/OF
* een of meerdere (PGP) telefoon(s) (met de (afgeschermde) applicatie Exclu) (met chatberichten en/of foto’s en/of instructies en/of aanwijzingen en/of prijzen over / ten aanzien van (de betaling van) chemicaliën en/of grondstoffen voor synthetische drugs en/of precursoren voor synthetische drugs) en/of
* een of meer auto’s en/of bestelauto’s/busje(s)/vrachtwagen(s), althans transportmiddel(en) (voor het vervoer van grondstoffen/chemicaliën en/of precursoren en/of materialen welke bestemd zijn voor de productie van synthetische drugs) en/of
* (grote/aanzienlijke) hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen bestemd voor de productie/vervaardiging van synthetische drugs en/of precursoren (voor synthetische drugs)
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
(dossiers Echo en Bravo, incident 7 en/of 15);
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 12 maart 2020 tot en met 3 februari 2023 te Roosendaal en/of Tilburg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) van
* één of meerdere cryptovaluta (te weten van een (grote) hoeveelheid Tether (USDT) en/of Bitcoin (BTC) en/of Monero (XMR) en/of Ethereum (ETH) (met een geschatte tegenwaarde van € 9.961.937,00 op het moment van ontvangst) en/of
* een of meer (contante) geldbedrag(en van (totaal) (ongeveer) 617.170 euro (aangetroffen in woning/verblijfplaats verdachte op 3 februari 2023)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld, wie de rechthebbende(n) op deze cryptovaluta en/of dit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) is/zijn
en/of
deze cryptovaluta en/of dit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat deze cryptovaluta en/of dit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig misdrijf
(dossier Echo).