ECLI:NL:RBZWB:2024:811
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Tilburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 7 februari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een villa in Tilburg, vastgesteld op € 1.157.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 1.022.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 januari 2024, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij referentiewoningen zijn gebruikt die in de nabijheid zijn verkocht. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gehanteerde waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft ook de argumenten van de belanghebbende beoordeeld, waaronder de vergelijkbaarheid van de referentiewoningen en de toepassing van correcties voor verschillen in kwaliteit en voorzieningen.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is en dat de waardebeschikking en de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) gehandhaafd blijven. De belanghebbende heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.