Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
2.op 26 maart 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] opzettelijk en metvoorbedachten rade van het leven te beroven, zich met een jerrycan gevuld met benzine en een aanstekers heeft begeven naar de woning, alwaar die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bevonden en vervolgens die woning is binnen gegaan en in die woning waar die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bevonden, brand heeft gesticht doordat hij aldaar een hoeveelheid benzine in de woning heeft verspreid en met een aansteker die benzine heeft aangestoken, ten gevolge waarvan in die woning brand is ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.op 26 maart 2023 te [plaats] opzettelijk brand heeft gestichtin een woning gelegen aan de [straat] , door uit een jerrycan een hoeveelheid benzine in bovenstaande woning te gieten en open vuur in aanraking te brengen met die benzine, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in die woning en daarvan gemeen gevaar voor in die woning aanwezige goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning aanwezige personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te duchten was en het feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partijen
- € 54.042,00 (primair gederfde winst) dan wel € 32.425,00 (subsidiair verlies aan verdienvermogen) aan materiële schade;
- € 47.500,00 aan immateriële schade, bestaande uit € 30.000,00 aan shockschade
- € 299,95 aan materiële schade voor de aanschaf van een kostuum voor uitvaart;
- € 42.500,00 aan immateriële schade, bestaande uit € 25.000,00 aan shockschade en € 17.500,00 aan affectieschade.
- € 16.212,50 aan materiële schade, te weten gederfde winst;
- € 35.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit € 17.500,00 aan shockschade en € 17.500,00 aan affectieschade.
- materiële schade van € 490,00, waarvan € 385,00 aan eigen risico en € 105,00 aan ziekenhuisdaggeldvergoeding;
- immateriële schade van € 20.000,00 (smartengeld).
8.Het beslag
- schoenen van het merk Nike, met goednummer G2575266 ;
- een shirt, met goednummer G2575268 ;
- een trainingspak, met goednummer G2575269 ;
- een sok, met goednummer 2575880 .
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
een gevangenisstraf van achttien jaar;
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
- schoenen van het merk Nike, met goednummer G2575266 ;
- een shirt, met goednummer G2575268 ;
- een trainingspak, met goednummer G2575269 ;
- een sok, met goednummer 2575880 ;
[slachtoffer 2]:
€ 55.915,08, waarvan € 13.415,08 aan materiële schade en
[slachtoffer 5]:
€ 17.500,00aan immateriële schade;
[slachtoffer 3]:
€ 15.000,00aan immateriële schade;
erfgenamen van de overledene:
€ 105,00aan materiële schade;
[slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] niet-ontvankelijkin hun vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
[slachtoffer 2]:
€ 55.915,08, bij niet betaling te vervangen door
304 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
[slachtoffer 5]:
€ 17.500,00, bij niet betaling te vervangen door
122 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
[slachtoffer 3]:
€ 15.000,00, bij niet betaling te vervangen door
110 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
erfgenamen van de overledene:
€ 105,00, bij niet betaling te vervangen door
2 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
maximale duur van de gijzeling in totaal één jaar is;