ECLI:NL:RBZWB:2024:8033

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/9733
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanmanings- en betekeningskosten in belastingzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De zaak betreft aanmanings- en betekeningskosten die aan de belanghebbende zijn opgelegd in het kader van gemeentelijke heffingen voor het jaar 2023. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 een waardebeschikking en aanslagen gemeentelijke heffingen verzonden, waartegen de belanghebbende op 25 februari 2023 bezwaar maakte. Echter, de belanghebbende heeft de aanslagen niet tijdig betaald, wat leidde tot een aanmaning op 16 juni 2023 en een dwangbevel op 8 september 2023, waarbij kosten in rekening zijn gebracht.

De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van de belanghebbende tegen de aanmaningskosten niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en de rechtbank concludeert dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarnaast wordt het beroep tegen de betekeningskosten van het dwangbevel ongegrond verklaard, omdat de belanghebbende niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De rechtbank stelt vast dat de kosten conform de relevante wetgeving zijn berekend en dat de belanghebbende niet kan stellen dat zijn betalingsverplichting was opgeschort door de lopende bezwaarprocedure.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de belanghebbende geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9733

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en
de invorderingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant(gemeente Loon op Zand
), de invorderingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar van 15 september 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant heeft op 25 februari 2023 aan belanghebbende een waardebeschikking toegezonden. In hetzelfde geschrift heeft de heffingsambtenaar aanslagen gemeentelijke heffingen voor het jaar 2023 aan belanghebbende opgelegd.
1.2.
Namens belanghebbende is op 25 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen de waardebeschikking en de aanslagen gemeentelijke heffingen. Daarbij heeft belanghebbende niet om uitstel van betaling verzocht.
1.3.
Omdat belanghebbende de aanslagen niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft betaald, is belanghebbende bij brief met dagtekening 16 juni 2023 aangemaand. Daarbij is een bedrag van € 18,00 aan aanmaningskosten in rekening gebracht.
1.4.
Omdat belanghebbende de aanslagen ook niet heeft betaald binnen de in de aanmaning gestelde termijn, is aan belanghebbende op 8 september 2023 een dwangbevel gegeven. Daarbij is aan belanghebbende een bedrag van € 166,00 aan betekeningskosten van het dwangbevel in rekening gebracht.
1.5.
Belanghebbende heeft per e-mail van 11 september 2023 bij de invorderingsambtenaar geïnformeerd waarom er aan hem een dwangbevel is opgelegd, terwijl het bezwaar tegen de waardebeschikking en de aanslagen nog in behandeling was. De invorderingsambtenaar heeft deze e-mail aangemerkt als een bezwaar tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten en betekeningskosten van het dwangbevel.
1.6.
Belanghebbende heeft op 12 september 2023 een bedrag van € 1.406,90 betaald aan de Belastingsamenwerking West Brabant.
1.7.
De invorderingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aanmaningskosten niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen de in rekening gebrachte betekeningskosten van het dwangbevel ongegrond verklaard.
1.8.
De invorderingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.9.
De rechtbank heeft partijen op 17 september 2024 uitgenodigd om op 23 december 2024 ter zitting te verschijnen. Belanghebbende heeft op 18 september 2024 aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen. De invorderingsambtenaar heeft op 15 oktober 2024 aangegeven dat hij geen nadere informatie wenst aan te brengen in deze procedure. De rechtbank heeft vervolgens op 18 oktober 2024 partijen geïnformeerd dat de zitting van 23 december 2024 niet doorgaat en het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Belanghebbende komt – zo begrijpt de rechtbank hem – op tegen beide beslissingen in de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar. De rechtbank beoordeelt daarom of de invorderingsambtenaar terecht het bezwaar van belanghebbende tegen de aanmaningkosten niet-ontvankelijk heeft verklaard en of de invorderingsambtenaar terecht betekeningskosten van het dwangbevel in rekening heeft gebracht. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar aanmaningskosten
2.1.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2.
De aanmaning heeft als dagtekening 16 juni 2023 en er zijn geen aanwijzingen dat de aanmaning na die datum is verzonden. Dit betekent dat de bezwaartermijn is geëindigd op 28 juli 2023. Nu belanghebbende op 11 september 2023 hiertegen is opgekomen, is het bezwaarschrift niet op tijd ingediend.
2.3.
De door de invorderingsambtenaar in acht te nemen zorgvuldigheid brengt mee dat hij niet het bezwaar niet-ontvankelijk mag verklaren voordat hij belanghebbende in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten over de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Hoewel de invorderingsambtenaar dit niet heeft gedaan, kan belanghebbende dat hier niet baten. Belanghebbende heeft in beroep niets aangevoerd waaruit volgt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De niet-ontvankelijkverklaring was dus terecht, zodat de uitspraak op bezwaar de juiste beslissing bevat. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan deze onzorgvuldigheid gevolgen te verbinden. De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat de invorderingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende tegen de aanmaningskosten wel ambtshalve inhoudelijk heeft beoordeeld.
Beroep betekeningskosten dwangbevel
2.4.
Op gemeentelijke belastingen zijn de Invorderingswet en de Kostenwet van toepassing. [1] In de Invorderingswet is bepaald dat een aanmaning mag worden verzonden indien de belastingschuldige een belastingaanslag niet binnen de gestelde termijn betaalt. [2] Voorts kan de invordering van een belastingaanslag geschieden bij een door de ontvanger uit te vaardigen dwangbevel. [3]
2.5.
Op het aanslagbiljet van 25 februari 2023 staat dat voor 30 april 2023 betaald moet worden ter voorkoming van extra kosten.
2.6.
Belanghebbende voert aan dat hij in de veronderstelling was dat zijn betalingsverplichting zou zijn opgeschorst, omdat een bezwaarprocedure tegen de waardebeschikking en de aanslagen gemeentelijke belastingen liep. Dat is echter niet het geval. Een bezwaar (of beroep) schorst niet de werking van het besluit waartegen het is gericht. [4] De invorderingsambtenaar heeft dit in de ontvangstbevestiging van het namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift ook aangegeven. De omstandigheid dat niet belanghebbende maar zijn gemachtigde deze ontvangstbevestiging heeft ontvangen - en belanghebbende daardoor hiervan mogelijk niet op de hoogte was - komt naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van belanghebbende.
2.7.
Nu belanghebbende het bedrag van de aanslagen niet binnen de daartoe gestelde termijnen heeft betaald zijn aan hem terecht kosten in rekening gebracht. De kosten zijn bovendien berekend conform artikelen 2 en 3, eerste lid, van de Kostenwet.

Conclusie en gevolgen

3. Gelet op het hiervoor overwogene is het beroep ongegrond. Dit betekent dat het bezwaar tegen de aanmaningskosten terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat de betekeningskosten terecht in rekening zijn gebracht. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 25 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 231 van de Gemeentewet.
2.Artikel 11 van de Invorderingswet.
3.Artikel 12 van de Invorderingswet.
4.Artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht.