ECLI:NL:RBZWB:2024:8023

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
10402298 \ MB VERZ 23-370
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir op de Stadshuisstraat te Tilburg op 8 augustus 2021. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Wel werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de boete gematigd tot € 50,- en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, waarbij het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling door de officier van justitie aan betrokkene moest worden terugbetaald.

De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtszaken en de mogelijkheid voor de kantonrechter om boetes te matigen in het geval van overschrijding van deze termijn. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10402298 \ MB VERZ 23-370
CJIB-nummer: 6062 5422 4366 6838
uitspraakdatum: 21 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 oktober 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad op de Stadshuisstraat te Tilburg op
8 augustus 2021 om 14:42 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Ten tijde van de gedraging heeft betrokkene zijn partner bij het centrum van Tilburg afgezet. Toen hij weg wilde rijden, moest hij doorgang verlenen aan een vrachtwagen. Betrokkene zag, rekening houdend met de verkeersveiligheid, geen andere optie om de Stadhuisstraat in te rijden. De verzinkbare palen waren op dat moment omlaag. Gemachtigde stelt dat er ook binnen de gemeente sprake was van twijfel of de situatie duidelijk genoeg was. Uit documentatie, opgevraagd via WOB-verzoekt, blijkt dat de gemeente worstelt met de situatie. De beslissing van de officier van justitie was niet nader gemotiveerd. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan verder niets toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De bebording op de foto’s in het proces-verbaal is in orde. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft op 26 augustus 2016 besloten om het voetpad (het kernwinkelgebied) met verkeersbord G7 uit Bijlage 1 van het RVV 1990 met een camera te handhaven. Het dossier bevat een foto van de gedraging. Op de foto is niet zichtbaar dat betrokkene gelijk is gekeerd. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het sanctiebedrag te matigen met 25% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Er kan niet worden vastgesteld dat betrokkene geen andere mogelijkheid had.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 31 augustus 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim een jaar overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd aanleiding om de boete verder te matigen. Daarbij is van belang dat er niet kan worden vastgesteld welke mogelijkheden betrokkene had om niet het voetgangersgebied in te rijden, de zekerheid is betaald en dat de redelijke termijn is overschreden. De boete zal worden gematigd tot € 50,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 50,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 100,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: