ECLI:NL:RBZWB:2024:8021

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
0258411 \ MB VERZ 22-1153
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op het trottoir in de Langestraat te Tilburg op 5 juli 2021. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De gemachtigde heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, zoals het gebrek aan parkeergelegenheid en de onduidelijke bebording. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter gesteld dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de bebording in orde was. De kantonrechter heeft overwogen dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging, maar heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen, wat resulteerde in een nieuwe boete van € 50,-.

De beslissing van de officier van justitie is gedeeltelijk gewijzigd, en het bedrag dat de betrokkene te veel had betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10258411 \ MB VERZ 22-1153
CJIB-nummer: 0062 5422 4296 0077
uitspraakdatum: 21 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 oktober 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Langestraat te Tilburg op 5 juli 2021 om 14:43 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Gemachtigde stelt dat de officier van justitie een beslissing heeft genomen over de Nieuwlandstraat en niet over de Langestraat. De verwarring zou kunnen komen door het formeel beroep van 26 augustus 2021. Er is in de Langestraat weinig tot geen parkeergelegenheid. Betrokkene moest een koelkast lossen bij de woning van zijn zoon. Verder was betrokkene niet bekend dat hij niet de Langestraat in mocht rijden. Dit was ook niet middels bebording of paaltjes aangegeven.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat betrokkene niet door had dat dit een gebied was waar hij niet in had mogen rijden. De paaltjes stonden op het moment dat betrokkene aan kwam naar beneden. Daarnaast had betrokkene te maken met een dode hoek en een tegenligger waardoor betrokkene het bord niet heeft kunnen zien.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De bebording op de foto’s in het proces-verbaal is in orde. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft op 26 augustus 2016 besloten om het voetpad (het kernwinkelgebied) met verkeersbord G7 uit Bijlage 1 van het RVV 1990 met een camera te handhaven. Het dossier bevat een foto van de gedraging. Op de foto’s is zichtbaar dat de paaltjes naar beneden staan, maar er staat wel en bord dat het gaat om een voetgangersgebied. Betrokkene had eventueel een ontheffing kunnen aanvragen om te laden en lossen. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de sanctie te matigen met 25% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Iedereen die deelneemt aan het verkeer word geacht goed op te letten.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 3 augustus 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim een jaar overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd aanleiding om de boete verder te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene aan het laden en lossen was en dus niet om een kortere route te nemen en dat de redelijke termijn is overschreden. De boete zal worden gematigd tot € 50,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 100,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: