Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op het trottoir in de Langestraat te Tilburg op 5 juli 2021. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.
De gemachtigde heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, zoals het gebrek aan parkeergelegenheid en de onduidelijke bebording. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter gesteld dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de bebording in orde was. De kantonrechter heeft overwogen dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging, maar heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen, wat resulteerde in een nieuwe boete van € 50,-.
De beslissing van de officier van justitie is gedeeltelijk gewijzigd, en het bedrag dat de betrokkene te veel had betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.