ECLI:NL:RBZWB:2024:8019

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
9639368 \ MB VERZ 22-72
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een B.V., had beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd wegens het rijden van 27 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Ringbaan Oost te Tilburg op 30 december 2020. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan deze verklaring, ondanks de argumenten van de gemachtigde van de betrokkene. Echter, de kantonrechter heeft ook overwogen dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De boete was opgelegd op 25 februari 2021 en de procedure had langer dan twee jaar geduurd, wat in strijd is met artikel 6, lid 1 van het EVRM.

Als gevolg van deze overschrijding heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de betrokkene kreeg recht op terugbetaling van een te veel betaalde zekerheid. Daarnaast werd een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene, die in totaal € 380,85 bedroeg. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter en de griffier op 21 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 9639368 \ MB VERZ 22-72
CJIB-nummer: 2062 5422 3878 6515
uitspraakdatum: 21 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 oktober 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 27 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom op de Ringbaan Oost te Tilburg op 30 december 2020 om 11:23 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Gemachtigde vraagt zich af waarom de uitspraak pas na 11 maanden wordt toegezonden en waarom deze naar betrokkene is gestuurd en niet naar gemachtigde. De meting is niet geldig, omdat er twee voertuigen in het meetgebied bevinden en verwijst daarbij naar de handleiding van Mulderradar CT. Voorts verzoekt de gemachtigde proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het kenteken van betrokkene is duidelijk in beeld. De pleeglocatie betreft een tweebaansweg waarbij betrokkene op de tweede rijstrook reed. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete met 25% te matigen wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 25 februari 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim 1 jaar en 8 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50
Factor 1,5 zal worden toegepast nu er sprake is van vijf samenhangende zaken. Per zaak komt de proceskostenvergoeding dan ook uit op € 749,50 x 1,5 = € 1.124,25 /5 = € 224,85.
Nu in deze zaak ook een telefonische hoorzitting heeft plaatsgevonden zullen de proceskostenvergoeding zijn:
telefonische hoorzitting: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 156,00
in totaal: € 224,85 + € 156,00 = € 380,85.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 168,75, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 56,25, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 380,85.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: