Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een B.V., had beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd wegens het rijden van 27 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Ringbaan Oost te Tilburg op 30 december 2020. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan deze verklaring, ondanks de argumenten van de gemachtigde van de betrokkene. Echter, de kantonrechter heeft ook overwogen dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De boete was opgelegd op 25 februari 2021 en de procedure had langer dan twee jaar geduurd, wat in strijd is met artikel 6, lid 1 van het EVRM.
Als gevolg van deze overschrijding heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de betrokkene kreeg recht op terugbetaling van een te veel betaalde zekerheid. Daarnaast werd een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene, die in totaal € 380,85 bedroeg. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter en de griffier op 21 oktober 2024.