Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plaats die bestemd is voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen. Dit vond plaats op 26 juli 2022 om 16:56 uur op het Louis Bouwmeesterplein te Tilburg. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Hij stelde dat er verwarring was door de bebording en dat hij met de Parkmobile-app had betaald, wat hem misleidde. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de boete gedeeltelijk te matigen, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De boete werd uiteindelijk gematigd tot € 50,-, en de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd. De betrokkene heeft recht op terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan zekerheid.