ECLI:NL:RBZWB:2024:7970

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/10264 GEMWT
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afgewezen handhavingsverzoek inzake omgevingsrecht en bestemmingsplannen

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle. Eiser had een handhavingsverzoek ingediend tegen de Nederlandse Bouw Unie Projectontwikkeling IV B.V. (NBU) wegens vermeende overtredingen van de Algemene plaatselijke verordening (APV) en bestemmingsplannen. Het college had dit verzoek afgewezen, wat eiser in beroep aanvoerde. De rechtbank oordeelde dat er geen overtredingen waren, omdat de relevante bestemmingsplannen geen verboden bevatten voor het aanleggen of veranderen van wegen en het verwijderen van openbaar groen. De rechtbank bevestigde dat de werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan werden uitgevoerd, waardoor het verbod uit de APV niet van toepassing was. Eiser had ook geen bewijs geleverd dat de NBU regels had overtreden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10264 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, college,

(gemachtigde: [naam 1] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Nederlandse Bouw Unie Projectontwikkeling IV B.V. uit Etten-Leur (NBU),
(gemachtigde: [naam 2] LLB).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek handhavend op te treden tegen overtredingen van NBU. Het college heeft dit verzoek afgewezen. Met het besluit van 1 september 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
2. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. NBU heeft ook een schriftelijk gereageerd.
3. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college, [naam 3] namens NBU de gemachtigde van NBU.
4. Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank medegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Totstandkoming van het besluit

5. Eiser woont aan de [adres] te [plaats] . Tegenover zijn woning ligt het voormalig [locatie 1] waarop NBU een woonwijk realiseert.
6. Op 28 februari 2023, aangevuld op 11 maart 2023, heeft eiser het college verzocht handhavend op te treden tegen het, zonder omgevingsvergunning:
I maken dan wel veranderen van een in/uitrit dan wel ontsluitingsweg;
II vernielen van openbaar groen in de straat van eiser; en
III uitgraven van bouwputten op het voormalig fabrieksterrein.
7. Met het primaire besluit van 5 april 2023 heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen omdat bij een drietal controles geen overtredingen zijn geconstateerd.
8. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek.
9. Met het bestreden besluit heeft het college onder verwijzing naar het advies van de commissie voor bezwaarschriften de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank beoordeelt of het college in het bestreden besluit op goede gronden de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand heeft gelaten. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
11. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toepasselijke regels
12. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt. In deze zaak is dus (deels) oud recht van toepassing.
Wat voert eiser aan?
13. Eiser voert aan dat NBU in strijd met de Algemene plaatselijke verordening gemeente Goirle 2021 (APV) zonder omgevingsvergunning ten behoeve van een uitweg een trottoirband heeft verlaagd en openbaar groen heeft verwijderd. Hij wijst daarbij op de artikelen 2:11 en 2:12 van de APV en op het feit dat er al een uitweg is naar de Beeksedijk. Verder heeft NBU in strijd met bestemmingsplanregels zonder omgevingsvergunning een bouwput van 600 m² uitgegraven. Ook in de anterieure overeenkomst tussen de gemeente Goirle en NBU staat niet dat dit zonder omgevingsvergunning mag. In die overeenkomst staat juist dat de gemeente en haar organen zijn gebonden aan hun publiekrechtelijke verantwoordelijkheid en de daarbij behorende beginselen en regels.
Het standpunt van het college
14. Het college stelt dat geen sprake is van een uitweg, want het gaat niet om de ontsluiting van een individueel perceel naar de openbare weg. Het verbod uit de APV is daarom niet van toepassing. Het verwijderen van het openbaar groen is in het kapbeleid niet als vergunningplichtig aangemerkt. Dat groen wordt ook niet beschermd door bestemmingsplan. Ook hierbij is de verbodsbepaling in de APV niet van toepassing. Voor het graven van de bouwputten geldt dat het bestemmingsplan niet voorziet in een (aanleg)vergunningstelsel voor deze werkzaamheden. Deze werkzaamheden worden daardoor niet in strijd met een verbod of vergunningplicht uitgevoerd. Voor wat betreft het beroep op de anterieure overeenkomst geldt dat daarin is opgenomen dat het perceel bouw- en woonrijp wordt gemaakt en dat het college toezicht op de werkzaamheden houdt. Het college heeft dat gedaan.
De visie van NBU
15. NBU heeft zich achter de standpunten van het college geschaard. In aanvulling daarop heeft NBU opgemerkt dat eiser veel kansloze procedures heeft gevoerd in relatie tot het nieuwbouwproject en dat deze procedures niet alleen NBU, maar ook de gewone burger veel geld kosten. Eiser maakt misbruik van recht.
Is sprake van een of meer overtredingen?
16. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving moet een bestuursorgaan dat daartoe bevoegd is in de regel optreden tegen een overtreding van een wettelijk voorschrift. In geschil is of sprake is van een of meer overtredingen. De rechtbank is het met het college eens dat NBU geen regels heeft overtreden en legt dat hierna uit.
Aanleg of verandering van wegen en verwijdering openbaar groen: geen overtreding
17. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) stelt dat voor het uitvoeren van een werk dat geen bouwwerk is of bij het uitvoeren van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is als dat is bepaald in een bestemmingsplan. Ook stelt de Wabo dat voor het aanleggen of veranderen van een weg respectievelijk een uitweg een omgevingsvergunning nodig is als dat in een gemeentelijke verordening is bepaald.
18. In het bestreden besluit heeft het college verwezen naar het advies van de commissie voor bezwaarschriften. In dat advies is opgemerkt dat in de relevante bestemmingsplannen [locatie 2] (de rechtbank begrijpt: ten aanzien van de [straat 1] ), [locatie 1] (de rechtbank begrijpt: ten aanzien van de [straat 2] ) en [locatie 1] fase 2 (de rechtbank begrijpt: ten aanzien van de [straat 3] ) ook geen relevante verboden voor het veranderen of aanleggen van wegen dan wel het verwijderen van openbaar groen is opgenomen. Eiser heeft niet aangegeven waarom dit volgens hem onjuist is. De rechtbank is het met het college eens dat de bestemmingsplannen verkeersvoorzieningen zoals de straten [straat 3] en [straat 4] , uitkomend op de [straat 1] , toestaan. Ten aanzien van de straat tegenover het huis van eiser, [straat 3] , is in rechte al eens onherroepelijk komen vast te staan dat deze ontsluitingsweg is toegestaan. [1]
19. Artikel 2:11, eerste lid, van de APV bepaalt dat een vergunning nodig is om een weg aan te leggen, deze te veranderen of daaraan bepaalde werkzaamheden te doen. Het derde lid van dit artikel bepaalt echter dat dit verbod
nietvan toepassing is voor zover de werkzaamheden in opdracht van een bestuurorgaan of openbaar lichaam worden verricht. De gemeente Goirle is een openbaar lichaam. Zij heeft NBU, door middel van de anterieure overeenkomst, opdracht gegeven om het voormalig fabrieksterrein bouw- en woonrijp te maken. Het verlagen van de trottoirband van de [straat 1] past in dit kader, zodat op grond van het derde artikellid het verbod uit het eerste lid niet van toepassing is. Dit geldt voor zowel de verlaging van de trottoirband aan de [straat 1] ter hoogte van de [straat 2] als voor die ter hoogte van de [straat 3] .
20. Artikel 2:12, eerste lid, van de APV bepaalt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het maken van een uitweg naar de weg. Het college heeft gelijk dat onder uitweg moet worden verstaan een ontsluiting van een individueel perceel naar de openbare weg. De straten [straat 3] en [straat 4] ontsluiten geen individuele percelen, maar bieden ontsluiting van dan wel toegang tot de nieuwbouwwijk. De bepaling uit de APV is dus niet van toepassing. Ook artikel 2:12, tweede lid, van de APV, waar eiser naar verwijst naar aanleiding van het verwijderde openbaar groen, is ook niet van toepassing. Dit artikellid bouwt, door te bepalen wanneer een vergunning wordt geweigerd, voort op gevallen waarvoor wel een vergunningplicht geldt. Hiervoor is al vastgesteld dat er geen vergunningplicht is op grond van het eerste lid.
21. De slotsom van het voorgaande is dat geen sprake is van een overtreding van regels uit een bestemmingsplan of uit de APV bij de aanleg of verandering van wegen. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
Graven bouwput: geen overtreding
22. Zoals in overweging 17 staat, stelt de Wabo dat voor het uitvoeren van een werk dat geen bouwwerk is of bij het uitvoeren van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is als dat in het bestemmingsplan is bepaald. Afgaande op de foto’s in het dossier heeft het graven van de bouwput, vanuit de woning van eiser bezien, plaatsgevonden aan de overkant van de [straat 1] . Hierop is het bestemmingsplan [locatie 1] van toepassing. De regels van dit bestemmingsplan (artikel 6) bepalen niet dat een omgevingsvergunning nodig is. Ook artikel 1.40 van dit bestemmingsplan niet: daarin wordt slechts de wettelijke grondslag in de Wabo genoemd bij het begrip ‘omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden’. Hierover hoeft ook niets in een anterieure overeenkomst tussen NBU en de gemeente te zijn opgenomen. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
Geen schending van rechtsbeginselen door het college of misbruik van recht door eiser
23. De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding voor het oordeel dat het college algemene beginselen van behoorlijke bestuur heeft geschonden. Met wat in deze procedure is aangevoerd door NBU ziet de rechtbank ook onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat eiser misbruik van recht maakt.

Conclusie en gevolgen

24. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 november 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en sub b:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en sub d en e:
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
d. een weg aan te leggen of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg, voor zover daarvoor tevens een verbod geldt als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b,
e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Algemene plaatselijke verordening gemeente Goirle 2021 (APV)
Artikel 2:11, eerste, tweede en derde lid:
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
2. De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
3. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.
Artikel 2:12, eerste en tweede lid:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:
a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
b. als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
c. als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
d. als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
Bestemmingsplan [locatie 2]
Artikel 16 Verkeersdoeleinden
16.1.
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor "Verkeersdoeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, met niet meer dan 2 rijstroken;
(…)
Bestemmingsplan [locatie 1]
Artikel 6 Woongebied
6.1
Bestemmingsomschrijving
6.1.1
Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(…)
f. verkeersvoorzieningen zoals:
(…)
wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie en ontsluitingswegen;
(…)
Bestemmingsplan [locatie 1] fase 2
Artikel 4 Woongebied
4.1
Bestemmingsomschrijving
4.1.1
Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(…)
d) verkeersvoorzieningen zoals:
(…)
2) wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie en ontsluitingswegen;
(…)

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 3 maart 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1081, bevestigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:942.