Beoordeling door de rechtbank
10. De rechtbank beoordeelt of het college in het bestreden besluit op goede gronden de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand heeft gelaten. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
11. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt. In deze zaak is dus (deels) oud recht van toepassing.
13. Eiser voert aan dat NBU in strijd met de Algemene plaatselijke verordening gemeente Goirle 2021 (APV) zonder omgevingsvergunning ten behoeve van een uitweg een trottoirband heeft verlaagd en openbaar groen heeft verwijderd. Hij wijst daarbij op de artikelen 2:11 en 2:12 van de APV en op het feit dat er al een uitweg is naar de Beeksedijk. Verder heeft NBU in strijd met bestemmingsplanregels zonder omgevingsvergunning een bouwput van 600 m² uitgegraven. Ook in de anterieure overeenkomst tussen de gemeente Goirle en NBU staat niet dat dit zonder omgevingsvergunning mag. In die overeenkomst staat juist dat de gemeente en haar organen zijn gebonden aan hun publiekrechtelijke verantwoordelijkheid en de daarbij behorende beginselen en regels.
Het standpunt van het college
14. Het college stelt dat geen sprake is van een uitweg, want het gaat niet om de ontsluiting van een individueel perceel naar de openbare weg. Het verbod uit de APV is daarom niet van toepassing. Het verwijderen van het openbaar groen is in het kapbeleid niet als vergunningplichtig aangemerkt. Dat groen wordt ook niet beschermd door bestemmingsplan. Ook hierbij is de verbodsbepaling in de APV niet van toepassing. Voor het graven van de bouwputten geldt dat het bestemmingsplan niet voorziet in een (aanleg)vergunningstelsel voor deze werkzaamheden. Deze werkzaamheden worden daardoor niet in strijd met een verbod of vergunningplicht uitgevoerd. Voor wat betreft het beroep op de anterieure overeenkomst geldt dat daarin is opgenomen dat het perceel bouw- en woonrijp wordt gemaakt en dat het college toezicht op de werkzaamheden houdt. Het college heeft dat gedaan.
15. NBU heeft zich achter de standpunten van het college geschaard. In aanvulling daarop heeft NBU opgemerkt dat eiser veel kansloze procedures heeft gevoerd in relatie tot het nieuwbouwproject en dat deze procedures niet alleen NBU, maar ook de gewone burger veel geld kosten. Eiser maakt misbruik van recht.
Is sprake van een of meer overtredingen?
16. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving moet een bestuursorgaan dat daartoe bevoegd is in de regel optreden tegen een overtreding van een wettelijk voorschrift. In geschil is of sprake is van een of meer overtredingen. De rechtbank is het met het college eens dat NBU geen regels heeft overtreden en legt dat hierna uit.
Aanleg of verandering van wegen en verwijdering openbaar groen: geen overtreding
17. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) stelt dat voor het uitvoeren van een werk dat geen bouwwerk is of bij het uitvoeren van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is als dat is bepaald in een bestemmingsplan. Ook stelt de Wabo dat voor het aanleggen of veranderen van een weg respectievelijk een uitweg een omgevingsvergunning nodig is als dat in een gemeentelijke verordening is bepaald.
18. In het bestreden besluit heeft het college verwezen naar het advies van de commissie voor bezwaarschriften. In dat advies is opgemerkt dat in de relevante bestemmingsplannen [locatie 2] (de rechtbank begrijpt: ten aanzien van de [straat 1] ), [locatie 1] (de rechtbank begrijpt: ten aanzien van de [straat 2] ) en [locatie 1] fase 2 (de rechtbank begrijpt: ten aanzien van de [straat 3] ) ook geen relevante verboden voor het veranderen of aanleggen van wegen dan wel het verwijderen van openbaar groen is opgenomen. Eiser heeft niet aangegeven waarom dit volgens hem onjuist is. De rechtbank is het met het college eens dat de bestemmingsplannen verkeersvoorzieningen zoals de straten [straat 3] en [straat 4] , uitkomend op de [straat 1] , toestaan. Ten aanzien van de straat tegenover het huis van eiser, [straat 3] , is in rechte al eens onherroepelijk komen vast te staan dat deze ontsluitingsweg is toegestaan.
19. Artikel 2:11, eerste lid, van de APV bepaalt dat een vergunning nodig is om een weg aan te leggen, deze te veranderen of daaraan bepaalde werkzaamheden te doen. Het derde lid van dit artikel bepaalt echter dat dit verbod
nietvan toepassing is voor zover de werkzaamheden in opdracht van een bestuurorgaan of openbaar lichaam worden verricht. De gemeente Goirle is een openbaar lichaam. Zij heeft NBU, door middel van de anterieure overeenkomst, opdracht gegeven om het voormalig fabrieksterrein bouw- en woonrijp te maken. Het verlagen van de trottoirband van de [straat 1] past in dit kader, zodat op grond van het derde artikellid het verbod uit het eerste lid niet van toepassing is. Dit geldt voor zowel de verlaging van de trottoirband aan de [straat 1] ter hoogte van de [straat 2] als voor die ter hoogte van de [straat 3] .
20. Artikel 2:12, eerste lid, van de APV bepaalt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het maken van een uitweg naar de weg. Het college heeft gelijk dat onder uitweg moet worden verstaan een ontsluiting van een individueel perceel naar de openbare weg. De straten [straat 3] en [straat 4] ontsluiten geen individuele percelen, maar bieden ontsluiting van dan wel toegang tot de nieuwbouwwijk. De bepaling uit de APV is dus niet van toepassing. Ook artikel 2:12, tweede lid, van de APV, waar eiser naar verwijst naar aanleiding van het verwijderde openbaar groen, is ook niet van toepassing. Dit artikellid bouwt, door te bepalen wanneer een vergunning wordt geweigerd, voort op gevallen waarvoor wel een vergunningplicht geldt. Hiervoor is al vastgesteld dat er geen vergunningplicht is op grond van het eerste lid.
21. De slotsom van het voorgaande is dat geen sprake is van een overtreding van regels uit een bestemmingsplan of uit de APV bij de aanleg of verandering van wegen. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
Graven bouwput: geen overtreding
22. Zoals in overweging 17 staat, stelt de Wabo dat voor het uitvoeren van een werk dat geen bouwwerk is of bij het uitvoeren van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is als dat in het bestemmingsplan is bepaald. Afgaande op de foto’s in het dossier heeft het graven van de bouwput, vanuit de woning van eiser bezien, plaatsgevonden aan de overkant van de [straat 1] . Hierop is het bestemmingsplan [locatie 1] van toepassing. De regels van dit bestemmingsplan (artikel 6) bepalen niet dat een omgevingsvergunning nodig is. Ook artikel 1.40 van dit bestemmingsplan niet: daarin wordt slechts de wettelijke grondslag in de Wabo genoemd bij het begrip ‘omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden’. Hierover hoeft ook niets in een anterieure overeenkomst tussen NBU en de gemeente te zijn opgenomen. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
Geen schending van rechtsbeginselen door het college of misbruik van recht door eiser
23. De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding voor het oordeel dat het college algemene beginselen van behoorlijke bestuur heeft geschonden. Met wat in deze procedure is aangevoerd door NBU ziet de rechtbank ook onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat eiser misbruik van recht maakt.