ECLI:NL:RBZWB:2024:7969

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/9130 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering per einde wachttijd

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Het UWV had op 17 oktober 2022 besloten om per 26 augustus 2022 geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft eiseres nieuwe medische informatie ingediend, wat leidde tot heropening van het onderzoek. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door eiseres aangevoerde klachten niet voldoende zijn om aan te nemen dat zij op de datum in geding meer beperkingen had dan vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de WIA-uitkering terecht is geweigerd, omdat eiseres op de datum in geding niet aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid voldeed. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9130 WIA

uitspraak van 13 november 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. R.S. Vriend,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV, (kantoor Breda),
gemachtigde: mr. N. Regragui.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
weigering van het UWV om haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft met besluit van 17 oktober 2022 (primair besluit)
geweigerd om per 26 augustus 2022 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 10 juli 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.
1.4.
Op 10 mei 2024 ontving de rechtbank van eiseres een bericht over haar gezondheidstoestand. Op 17 mei 2024 heeft haar gemachtigde gevraagd om uitstel om nieuwe medische informatie te kunnen inbrengen. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien om met de beslissing van 23 mei 2024 het onderzoek te heropenen en het UWV om een reactie te vragen op de door eiseres toegezonden informatie. Het UWV heeft met de brief van 19 juni 2024 gereageerd.
1.5.
Met de brief van 7 augustus 2024 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat een nieuwe zitting achterwege zal worden gelaten, tenzij een van de partijen aangeeft dat hij nog gehoord wil worden. Geen van de partijen heeft aangegeven gehoord te willen worden. Vervolgens is op 4 september 2024 het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 26 augustus 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiseres is van 23 november 2019 tot 23 februari 2020 werkzaam geweest als schoonmaakster voor gemiddeld 19 uur per week. Vanaf 1 maart 2020 ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vanuit de WW is zij op 8 mei 2020 door psychische klachten uitgevallen. Met het besluit van 17 juni 2020 heeft het UWV eiseres vanaf 1 juni 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Zij heeft de resterende periode van de wachttijd ook een ZW-uitkering ontvangen, waarbij de deze uitkering van 4 januari 2021 tot 26 april 2021 is onderbroken door een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). In het primaire besluit heeft het UWV de op 27 mei 2022 door eiseres aangevraagde WIA-uitkering afgewezen, omdat eiseres per einde wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de WIA-uitkering in stand gelaten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een arts bezwaar en beroep [1] (arts b&b) van het UWV.
5.1.
Verzekeringsarts [naam 1] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gesproken op het spreekuur van 4 oktober 2022. De verzekeringsarts neemt als diagnose Posttraumatische stressstoornis (PTSS) aan. De psychische klachten zijn terug te voeren op problemen met Justitie en Jeugdzorg rond een partner en de uithuisplaatsing van kinderen. Dit is voor eiseres traumatisch geweest. De start van haar behandeling is doorkruist door het gebrek aan mogelijkheden voor oppas. Eerder had eiseres nog last van rugklachten, maar die spelen niet meer bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling per einde wachttijd. De verzekeringsarts overweegt dat in het kader van de WIA bij het vaststellen van de belastbaarheid zal moeten worden uitgegaan van ziekte. Sociale situaties kunnen dan ook niet meegenomen worden in de belastbaarheid. De verzekeringsarts acht aannemelijk dat eiseres beperkingen heeft als gevolg van ziekte. Zij is aangewezen op een voorspelbare werksituatie, zonder frequente pieken en deadlines en zonder frequente storingen en onderbrekingen. Verder is zij aangewezen op werk zonder een hoog handelingstempo en op werk dat geen langdurige intensieve concentratie vergt. Conflicthantering is beperkt, zij is aangewezen op werk zonder intensief patiënt- en clientcontact en werk zonder leidinggevende taken. Uit preventief oogpunt beperkt de verzekeringsarts eiseres voor nachtwerk en onregelmatige diensten.
Arts b&b [naam 2] heeft eveneens het dossier bestudeerd en was aanwezig bij de telefonische hoorzitting op 21 juni 2023. In de rapportage is vermeld dat ter hoorzitting namens eiseres is aangegeven dat zij op de datum in geding [2] al last had van moeheid, zwakte, spierpijn en krachtsverlies. Ten tijde van de beoordeling had eiseres eigenlijk alleen af en toe klachten van het bekken, die zij wijdde aan de zwangerschap en bevalling. Haar klachten aan de bekken zijn toegenomen en zij is hiervoor omstreeks maart 2023 naar de huisarts gegaan. Er is nu ook sprake van tintelingen in de handen en armen en slechter zicht. De hand/oog coördinatie is slechter en zij voelt zich belemmerd in de fijne motoriek en repetitieve handelingen. Eiseres is naar de neuroloog verwezen. De arts b&b overweegt dat eiseres ter hoorzitting bevestigd heeft dat de aangevoerde lichamelijke klachten pas na de datum in geding zijn toegenomen. Deze klachten vallen niet onder de beoordeling in bezwaar. Voor wat betreft de bekkenklachten ziet de arts b&b geen aanleiding om daarvoor extra beperkingen aan te nemen, omdat deze klachten eiseres niet beperken in de dagelijkse bezigheden en zorgtaken. Haar psychische klachten leiden tot beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren, hetgeen arts b&b [naam 2] in lijn acht met de bevindingen en op basis hiervan aangenomen beperkingen door verzekeringsarts [naam 1]. De arts b&b ziet geen aanleiding om aanvullende beperkingen aan te nemen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 oktober 2022.
5.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen niet juist of niet volledig zijn vastgesteld. Eiseres claimt een aanvullende beperking voor het vasthouden van de aandacht in het dagelijks functioneren, omdat zij
– als gevolg van door nachtmerries onderbroken slaap – last heeft van chronische vermoeidheid en zij hierdoor haar aandacht niet gedurende minimaal een half uur op één informatiebron kan richten. Ook claimt zij aanvullende beperkingen voor zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren en het uiten van eigen gevoelens. Door haar psychische klachten durft zij niet eens een winkel te bezoeken, omdat zij bang is dat zij door Jeugdzorg of Justitie in de gaten wordt gehouden. Voor wat betreft het uiten van haar eigen gevoelens verwijst eiseres naar het gesprek met de verzekeringsarts, waarin zij heeft aangegeven dat zij zich niet gehoord voelt en lastig onder woorden kan brengen wat zij voelt. Bovendien zijn de beperkingen voor conflicthantering en de werktijden niet volledig en juist vastgesteld. Eiseres stelt dat zij alle conflicten uit de weg gaat, om er zeker van te zijn dat er niks tegen haar wordt gebruikt en voor wat betreft de werktijden stelt eiseres dat zij door haar klachten niet alleen beperkt is om in de nacht te werken, maar ook dat zij minder dan acht uur per dag en minder dan 40 uur per week kan werken. Onder verwijzing naar de al in bezwaar aangevoerde klachten claimt eiseres bovendien dat de FML nog aangevuld moet worden met beperkingen voor zien, hand- en vingergebruik, het maken van schroefbewegingen met hand en arm, duwen en trekken, tillen tijdens het werk en dragen tijdens het werk. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt brieven van neuroloog De Brabander van 30 augustus 2023 en 20 oktober 2023 overgelegd.
5.2.1.
Na de zitting heeft eiseres laten weten dat ze bij de hematoloog is geweest en dat haar is gezegd dat ze MGUS heeft, wat een voorstadium is van de ziekte van Kahler, bloedkanker. De hematoloog heeft bevestigd dat dit iets is dat al langere tijd kan spelen. Ook is er bij een CT-scan een tumor van 5,5 centimeter is gevonden in haar longen met eventueel uitzaaiingen. Volgens eiseres kan dit haar lichamelijke klachten verklaren. Er vindt verder onderzoek plaats. Eiseres heeft gegevens uit het patiënten portaal overgelegd.
5.3.
Op de beroepsgronden heeft het UWV gereageerd met de rapportages van verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 29 februari 2024, 4 maart 2024 en 14 juni 2024.
De verzekeringsarts b&b overweegt dat eiseres een jaar na datum in geding bij de neuroloog is geweest. Deze vond geen afwijkingen en denkt daarom aan SOLK [3] . Dit betekent dat er geen objectief medische afwijking aan de klachten ten grondslag ligt. Dit geeft geen aanleiding om aanvullende beperkingen vast te stellen.
Verder overweegt de verzekeringsarts b&b dat geen sprake is van één van de drie indicatiegebieden voor een beperking van de duurbelastbaarheid; energetische redenen, beschikbaarheid of preventieve redenen. Het dagverhaal wijst ook niet in de richting van een beperking van de duurbelastbaarheid in passende arbeid. Er is sprake van een vol dagverhaal, waarbij eiseres zorg draagt voor haar vier kinderen, het huishouden en de boodschappen. Dat zij is aangewezen op een regelmatig arbeidspatroon wil zeggen dat zij niet de ene dag in de ochtend en de andere in de avond kan werken. Een regelmatig arbeidspatroon kan echter ook betekenen dat zij altijd in de avond (tot 22 uur) kan werken.
Wat betreft de na zitting door eiseres ingebrachte informatie heeft de verzekeringsarts b&b overwogen dat niet duidelijk is van welke datum deze informatie is en wat de precieze afwijkingen zijn. Eiseres heeft zich al met toegenomen klachten bij het UWV gemeld. Nieuw onderzoek moet uitwijzen wat er aan de hand is. Vooralsnog geven de bevindingen geen aanleiding tot wijziging van het standpunt. Dat geldt ook voor het mogelijk ontdekte MGUS. Dit is geen kwaadaardige aandoening maar een voorloper ervan. Het veroorzaakt meestal geen klachten en er is vaak ook geen behandeling nodig. Indien er sprake is van deze diagnose op de datum in geding is er geen reden voor aanvullende beperkingen.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsarts en de arts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de aangenomen belastbaarheid op de datum in geding van 26 augustus 2022.
5.4.1.
Uit de rapportage van de arts b&b volgt dat de door eiseres gestelde (aanvullende) lichamelijke klachten van na de datum in geding zijn. In deze rapportage is vermeld dat eiseres op de hoorzitting desgevraagd heeft aangegeven dat op de datum in geding enkel de bekkenklachten wisselend aanwezig waren. Daarna zijn de klachten toegenomen en zijn daarbij klachten gekomen van krachtsverlies en tintelingen in de handen en armen en slechter zicht. Eiseres is daarvoor doorverwezen naar de neuroloog. In de brief van de neuroloog van 30 augustus 2023 staan de bevindingen bij het lichamelijk onderzoek vermeld en hierin staan geen bijzonderheden voor onder meer het bewustzijn, de hogere cerebrale functies, de motoriek en de coördinatie.
5.4.2.
De rechtbank overweegt dat eventuele verslechteringen van de gezondheidstoestand na de datum in geding in deze procedure geen rol spelen. Eiseres heeft niet geobjectiveerd dat de betreffende klachten al bestonden op de datum in geding. De medische informatie uit het patiënten portaal die eiseres na zitting heeft overgelegd, vermeldt niet op welke datum het ziet, maar de rechtbank begrijpt uit het begeleidend schrijven van (de gemachtigde van) eiseres dat dit onderzoeksresultaten van recente datum zijn (2024). Uit de beperkt beschikbare informatie valt niet af te leiden of de bevindingen ook betrekking hebben op de situatie op de datum in geding van 26 augustus 2022. Daarnaast is niet duidelijk of en in welke mate dit de klachten van eiseres kan verklaren. Voor zover het de lichamelijke klachten betreft, heeft de rechtbank hiervoor al overwogen dat die pas na datum in geding naar voren zijn gekomen. Kortom, omdat niet duidelijk is of de informatie is gericht op de situatie van eiseres op de datum in geding, biedt het in deze procedure geen ruimte voor twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit. Mogelijk geven de recente medische bevindingen wel aanleiding voor een recht op uitkering per latere datum. De rechtbank begrijpt dat eiseres zich hiervoor al bij het UWV heeft gemeld.
5.4.3.
Voor het geobjectiveerde deel van de klachten op de datum in geding heeft het UWV meerdere beperkingen aangenomen in het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden. Deze beperkingen houden verband met de psychische klachten van eiseres. De arts b&b heeft voldoende gemotiveerd dat voor de bekkenklachten geen beperkingen worden aangenomen, omdat uit de anamnese en het dagverhaal volgt dat eiseres hierdoor niet belemmerd wordt in haar dagelijkse activiteiten. Tot slot merkt de rechtbank op dat het invoelbaar is dat ook de thuissituatie belastend is voor eiseres, maar die omstandigheden kunnen niet in de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling worden betrokken. [4]
5.4.4.
Niet gebleken is dat in de FML van 10 oktober 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, Sbc-code 111180), Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel, Sbc-code 111160) en Lader, losser (Sbc-code 111220).
6.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat de functies van Productiemedewerker industrie en Textielproductenmaker haar belastbaarheid overschrijden voor wat betreft goed moeten kunnen zien en een goede hand-/oog-coördinatie. De geduide functies overschrijden verder haar belastbaarheid voor wat betreft het toepassen van de pen- en pincetgreep, repetitieve handelingen, tillen/dragen en duwen/trekken. Voor de functies Textielproductenmaker en Lader/Losser voert eiseres bovendien aan dat de omvang van deze geduide functies het dubbele is van de omvang van haar maatmanfunctie en dat zij niet in staat is om deze uren te werken.
6.3.
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. De rechtbank verwijst in dat verband ook naar de rapportages van de arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige b&b. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De omvang van een of meer geduide functies is groter dan de maatmanfunctie [5] , maar dat is niet in strijd met het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De door het UWV geduide functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
7. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres 23,96% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 26 augustus 2022.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 26 augustus 2022. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding en ook krijgt zij het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 13 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Gecontrasigneerd door verzekeringsarts b&b [naam 3].
2.26 augustus 2022.
3.Somatische Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten.
4.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 19 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2896.
5.De functie die eiseres voorafgaand aan de uitval heeft verricht.