ECLI:NL:RBZWB:2024:7904
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 oktober 2023. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2022 vastgesteld op € 624.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende is door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek drie weken aangehouden en op 18 september 2024 de zitting heropend.
Belanghebbende, eigenaar van de woning, betwist de vastgestelde waarde en stelt dat de heffingsambtenaar de grondstaffel, indexeringspercentages en correctiepercentages niet heeft verstrekt, wat volgens hem een schending van artikel 40 van de Wet WOZ inhoudt. De heffingsambtenaar stelt echter dat deze gegevens op de website van BWB zijn gepubliceerd en dat er geen schending van artikel 40 is. De rechtbank oordeelt dat er geen schending van artikel 40 is en dat belanghebbende voldoende informatie had om de WOZ-waarde te controleren. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 niet te hoog is vastgesteld.
Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht en proceskosten niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, en openbaar gemaakt op 1 oktober 2024.