ECLI:NL:RBZWB:2024:7887

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
BRE 22/5651
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en niet-ontvankelijkverklaring bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting behandeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 2 november 2022 was gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat de heffingsambtenaar reeds aan de bezwaren van de belanghebbende tegemoet is gekomen door de naheffingsaanslag ambtshalve te vernietigen. Dit gebeurde omdat de belanghebbende een verkeerd kenteken had ingevoerd, terwijl er wel parkeerbelasting was voldaan.

De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De belanghebbende is het hier niet mee eens, omdat zij niet op de termijnoverschrijding is gewezen en niet in de gelegenheid is gesteld om zich hierover uit te laten. De heffingsambtenaar erkent dat dit niet correct is, maar stelt dat de belangen van de belanghebbende niet zijn geschaad, omdat de inhoudelijke behandeling van het bezwaar niet tot een andere uitkomst had geleid.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar onterecht was, maar dat vernietiging van de uitspraak op bezwaar alleen gerechtvaardigd is als dit de belangen van de belanghebbende dient. Aangezien de naheffingsaanslag al was vernietigd, is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de heffingsambtenaar reeds voor het instellen van beroep aan de bezwaren van de belanghebbende tegemoet is gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5651

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: ing. [naam] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 november 2022. Het beroep ziet op de naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. Tevens is de naheffingsaanslag ambtshalve vernietigd omdat er wel parkeerbelasting was voldaan op een door belanghebbende verkeerd ingevoerd kenteken. De heffingsambtenaar heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen omdat het opleggen van de naheffingsaanslag niet te wijten was aan het bestuursorgaan, maar aan belanghebbende zelf.
3. Belanghebbende is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring. Belanghebbende is tijdens de bezwaarprocedure niet gewezen op de termijnoverschrijding en is ook niet in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. Ondanks dat de naheffingsaanslag reeds is vernietigd, verzoekt belanghebbende om vernietiging van de naheffingsaanslag en om een proceskostenvergoeding.
4. De heffingsambtenaar voert in zijn verweerschrift aan dat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld zich uit te laten over de termijnoverschrijding en dit had wel gemoeten. De heffingsambtenaar is van mening dat belanghebbende hierdoor echter niet in haar belangen is geschaad. Ook als het bezwaar ontvankelijk zou zijn en er een hoorzitting had plaatsgevonden, had de inhoudelijke behandeling niet tot een betere uitkomst kunnen leiden voor belanghebbende.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat de heffingsambtenaar het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Vernietiging van de uitspraak op bezwaar is echter slechts aangewezen indien de belangen van belanghebbende daarmee kunnen worden gediend. [1] In dit geval valt niet in te zien hoe het corrigeren van het dictum of het (mogelijk) alsnog horen van belanghebbende enig belang van belanghebbende kan dienen. De naheffingsaanslag is immers ambtshalve vernietigd door de heffingsambtenaar en daarmee is – feitelijk – volledig tegemoetgekomen aan het bezwaar van belanghebbende. Verder maakt het voor de kostenvergoeding niet uit of het bezwaar niet-ontvankelijk of gegrond was verklaard. In beide gevallen bestond geen aanleiding voor een kostenvergoeding, omdat geen sprake was van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. De naheffingsaanslag is immers opgelegd doordat belanghebbende zelf het verkeerde kenteken heeft ingevoerd.
6. De rechtbank verklaart het beroep daarom ongegrond. Gelet op het feit dat de heffingsambtenaar reeds voor het instellen van beroep aan de bezwaren is tegemoetgekomen ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Hoge Raad 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1033