ECLI:NL:RBZWB:2024:7881

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
11211625 _ MB VERZ 24-930
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 10 december 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, niet aanwezig was. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft de zaak namens de officier van justitie gepresenteerd. De gemachtigde heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Hij verwees naar het Beleidskader digitale handhaving en stelde dat de betrokkene niet was gewaarschuwd voordat de boete werd opgelegd.

De kantonrechter heeft overwogen dat het Beleidskader voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De rechter was van mening dat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om zijn gedrag aan te passen, omdat hij niet was gewaarschuwd. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie vernietigd en de proceskostenvergoeding toegewezen. De officier van justitie moet het bedrag dat de betrokkene als zekerheid heeft betaald, terugbetalen. De proceskostenvergoeding is verdeeld over de twee samenhangende zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11211625 \ MB VERZ 24-930
CJIB-nummer : 0062 5422 5462 4206
uitspraakdatum : 11 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] ([land])
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 10 december 2022 om 14:42 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Op de digitale handhaving van een geslotenverklaring is het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden van het Openbaar Ministerie van toepassing. Gemachtigde verwijst naar jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en geeft aan dat per week maximaal één beschikking per kenteken mag worden geregistreerd en dat de eerste beschikking in ieder geval aan betrokkene moet zijn verzonden voordat de volgende wordt opgelegd. Betrokkene heeft binnen twee dagen drie beschikkingen gekregen. Voorts blijkt uit het beleidskader dat alle kentekenhouders eerst worden gewaarschuwd. Betrokkene diende bij de eerste gedraging een waarschuwing te krijgen. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat betrokkene is gewaarschuwd en daarop zijn gedrag heeft kunnen afstemmen. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat er vandaag twee zaken zijn van betrokkene. Betrokkene heeft twee dagen na de pleegdatum van deze boetes, op 12 december 2022, een derde boete gehad. Daartegen had betrokkene wel administratief beroep ingediend, maar geen beroep bij de kantonrechter meer ingesteld. Dit administratief beroepschrift is ongegrond verklaard en betrokkene heeft die boete ook betaald. Bij digitale handhaving geldt dat de eerste boete moet zijn ontvangen voordat andere boetes mogen worden opgelegd. Als dat niet is gebeurd, dan wordt in beginsel de eerste boete in stand gelaten en de boetes die daarna zijn opgelegd vernietigd. In deze zaak is door betrokkene echter juist de laatst opgelegde boete in plaats van de eerste betaald en is tegen die laatste boete ook geen beroep meer ingesteld. Onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 augustus 2024 (ECLI:NL:GHARL:2024:5562) verzoekt de zittingsvertegenwoordiger daarom de boete van betrokkene met CJIB-nummer 4062 5422 5462 4474 (de eerst opgelegde boete) te matigen naar nihil en het beroep van betrokkene met CJIB-nummer 0062 5422 5462 4206 (de tweede opgelegde boete) gegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is om zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de kantonrechter het met de zittingsvertegenwoordiger eens en ziet zij aanleiding om het beroep in deze zaak (de tweede boete) van betrokkene gegrond te verklaren.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Omdat deze zaak (tweede boete) samenhangt met de andere zaak (eerste boete) wordt de proceskostenvergoeding verdeeld over deze twee zaken. Deze is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50
delen door 2: € 374,75

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 374,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: