Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 10 december 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, niet aanwezig was. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft de zaak namens de officier van justitie gepresenteerd. De gemachtigde heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Hij verwees naar het Beleidskader digitale handhaving en stelde dat de betrokkene niet was gewaarschuwd voordat de boete werd opgelegd.
De kantonrechter heeft overwogen dat het Beleidskader voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De rechter was van mening dat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om zijn gedrag aan te passen, omdat hij niet was gewaarschuwd. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie vernietigd en de proceskostenvergoeding toegewezen. De officier van justitie moet het bedrag dat de betrokkene als zekerheid heeft betaald, terugbetalen. De proceskostenvergoeding is verdeeld over de twee samenhangende zaken.