ECLI:NL:GHARL:2024:5562

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
Wahv 200.338.242/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van sancties opgelegd aan kentekenhouder voor rijden op trottoir en voetpad in het kader van digitale handhaving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een betrokkene die als kentekenhouder een sanctie van € 150,- opgelegd kreeg voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad, gepleegd op 12 april 2022 in Enschede. De betrokkene had eerder in korte tijd vier sancties ontvangen, waarvan er drie reeds waren vernietigd. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de sancties in strijd waren met het Beleidskader digitale handhaving, dat voorschrijft dat per week maximaal één beschikking per kenteken geregistreerd mag worden. Het hof oordeelde dat, omdat de kantonrechter de andere drie sancties had vernietigd, er nog maar één beschikking overbleef, waardoor er geen strijd met het Beleidskader was. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, waarbij het betoog van de gemachtigde over het gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod niet werd gehonoreerd.

Het hof concludeert dat de sanctie terecht is opgelegd en dat de procedure correct is verlopen, waarbij de betrokkene voldoende gelegenheid had om zijn gedrag aan te passen. De beslissing van de kantonrechter blijft in stand, en er is geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.338.242/01
CJIB-nummer
: 249139907
Uitspraak d.d.
: 30 augustus 2024
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel van 1 februari 2024, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. N.G.A. Voorbach, kantoorhoudende te Zoetermeer.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 150,- voor: “rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 12 april 2022 om 19:18 uur op het Hoedemakerplein in Enschede met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat aan de betrokkene in strijd met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (het Beleidskader) in korte tijd meerdere sancties zijn opgelegd. De onderhavige inleidende beschikking is de tweede uit een rijtje van vier en is niet aan de betrokkene opgelegd nádat de eerste inleidende beschikking naar de betrokkene is toegezonden. De betrokkene is daardoor niet in de gelegenheid gesteld om zijn gedrag aan te passen.
3. In deze zaak is sprake van digitale handhaving van een voetgangersgebied. In het hier van toepassing zijnde relevante onderdeel van het Beleidskader is bepaald dat per week maximaal één beschikking per kenteken wordt geregistreerd en de eerste beschikking in ieder geval aan de betrokkene moet zijn verzonden voordat bij de nieuwe beschikking de volgende sanctie wordt opgelegd.
4. Uit het dossier blijkt dat aan de betrokkene – naast de onderhavige sanctie – nog drie andere sancties zijn opgelegd bij inleidende beschikkingen van 11 mei 2022. Het gaat in alle zaken om “rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken)” met als pleeglocatie het Hoedemakersplein in Enschede. Het gaat om gedragingen die zouden zijn verricht op 8 april 2022 (CJIB-nummer 249140368), 20 april 2022 (CJIB-nummer 249140193) en 9 mei 2022 (CJIB-nummer 249612164).
5. De kantonrechter heeft overwogen dat hij alleen de eerste sanctie in stand zal laten en dat de overige zaken, gelet op de bijzondere omstandigheden, gegrond zullen worden verklaard en dat de opgelegde sancties in die zaken zullen worden vernietigd. De kantonrechter heeft de inleidende beschikking in de onderhavige zaak in stand gelaten.
6. Omdat de kantonrechter de inleidende beschikkingen in de andere drie zaken heeft vernietigd, is nog slechts sprake van één inleidende beschikking zodat van strijd met het Beleidskader geen sprake meer is. Dat de gedraging in de onderhavige zaak in tijd niet de eerste maar de tweede is, doet hier niet aan af. De grond treft geen doel.
7. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Er is geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding. Dat brengt mee dat het hof niet toekomt aan het betoog van de gemachtigde dat artikel 13a, derde lid, van de Wahv, waarin is bepaald dat uitbetaling van de proceskosten dient plaats te vinden op een bankrekening van een betrokkene, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.