ECLI:NL:RBZWB:2024:7873

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
11223124 _ MB VERZ 24-951
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

Op 11 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 10 december 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, niet aanwezig was. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft de zaak namens de officier van justitie gepresenteerd. De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, niet redelijk was gezien de omstandigheden. De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene niet op de hoogte was van de geslotenverklaring en dat er geen waarschuwing was gegeven.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eerste boete moet zijn ontvangen voordat een volgende boete kan worden opgelegd, zoals ook is vastgesteld in eerdere uitspraken van het gerechtshof. De kantonrechter heeft besloten de boete te matigen naar nihil en het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren. De officier van justitie is opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 109,- aan de betrokkene terug te betalen, en de proceskosten zijn vastgesteld op € 374,75, te verdelen over de twee zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11223124 \ MB VERZ 24-951
CJIB-nummer: 4062 5422 5462 4474
uitspraakdatum: 11 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] ([land])
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 10 december 2022 om 09:52 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene gaf aan dat er geen kans was om het gebied te verlaten zodra hij de bebording zag. Gemachtigde heeft aanvullend aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat alle kentekenhouders eerst worden gewaarschuwd. Op de digitale handhaving van een geslotenverklaring is het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden van het Openbaar Ministerie van toepassing. Gemachtigde verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en voert aan dat bij de eerste gedraging een waarschuwing dient te worden gezonden aan betrokkene. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat betrokkene is gewaarschuwd en daarop zijn gedrag heeft kunnen afstemmen. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat er vandaag twee zaken zijn van betrokkene. Betrokkene heeft twee dagen na de pleegdatum van deze boetes, op 12 december 2022, een derde boete gehad. Daartegen had betrokkene wel administratief beroep ingediend, maar geen beroep bij de kantonrechter meer ingesteld. Dit administratief beroepschrift is ongegrond verklaard en betrokkene heeft die boete ook betaald. Bij digitale handhaving geldt dat de eerste boete moet zijn ontvangen voordat andere boetes mogen worden opgelegd. Als dat niet is gebeurd, dan wordt in beginsel de eerste boete in stand gelaten en de boetes die daarna zijn opgelegd vernietigd. In deze zaak is door betrokkene echter juist de laatst opgelegde boete in plaats van de eerste betaald en is tegen die laatste boete ook geen beroep meer ingesteld. Onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 augustus 2024 (ECLI:NL:GHARL:2024:5562) verzoekt de zittingsvertegenwoordiger daarom de boete van betrokkene met CJIB-nummer 4062 5422 5462 4474 (de eerst opgelegde boete) te matigen naar nihil en het beroep van betrokkene met CJIB-nummer 0062 5422 5462 4206 (de tweede opgelegde boete) gegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is om zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de kantonrechter het met de zittingsvertegenwoordiger eens en ziet zij aanleiding om de boete in deze zaak (de eerste boete) van betrokkene te matigen naar nihil. Hij is immers in beginsel wel terecht opgelegd.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Omdat deze zaak (tweede boete) samenhangt met de andere zaak (eerste boete) wordt de proceskostenvergoeding verdeeld over deze twee zaken. Deze is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50
delen door 2: € 374,75

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 374,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: