ECLI:NL:RBZWB:2024:7861

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/2430
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging kleine ondernemingsregeling en ontvankelijkheid bezwaar

Op 18 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/2430, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen de beslissing van de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep betreft de beëindiging van de kleine ondernemingsregeling (KOR) voor het omzetbelastingnummer [BSN].B.01. Belanghebbende had op 17 januari 2023 een verzoek ingediend om de vrijstelling van de KOR met terugwerkende kracht per 1 juli 2022 te beëindigen. De inspecteur heeft echter op 1 februari 2023 medegedeeld dat de beëindigingsdatum altijd in de toekomst moet liggen op de eerste dag van een kalenderkwartaal, en heeft deze vastgesteld op 1 april 2023. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze mededeling, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de mededeling geen voor bezwaar vatbare beschikking was.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het beroep bij de belastingrechter alleen kan worden ingesteld tegen besluiten die zijn genomen op grond van belastingwetgeving, en dat de mededeling van de inspecteur niet onder de voor bezwaar vatbare beschikkingen valt. Hierdoor was de rechtbank van oordeel dat het beroep kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde dat het bestreden besluit in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, in aanwezigheid van griffier N. Plasman, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2430

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [naam]),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 15 maart 2023. Het beroep ziet op de melding van de beëindiging van de kleine ondernemingsregeling (hierna: KOR) voor het omzetbelastingnummer [BSN].B.01.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Procesverloop

2. Belanghebbende heeft op 17 januari 2023 digitaal een formulier ingediend om de vrijstelling inzake de KOR met terugwerkende kracht per 1 juli 2022 te beëindigen.
2.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 1 februari 2023 aan belanghebbende medegedeeld dat de beëindigingsdatum altijd in de toekomst moet liggen op de eerste dag van een kalenderkwartaal en dat de beëindigingsdatum is vastgesteld op 1 april 2023 (de mededeling).
2.2.
Belanghebbende heeft met dagtekening 9 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen deze mededeling.
2.3.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 maart 2023 heeft de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de mededeling van 9 februari 2023 geen voor bezwaar vatbare beschikking is.

Beoordeling door de rechtbank

3. Beroep bij de belastingrechter kan slechts worden ingesteld als het gaat om een besluit die is genomen op grond van een belastingwet en het beroep ziet op:
a. een belastingaanslag, of
b. een voor bezwaar vatbare beschikking. [1]
3.1.
De rechtbank stelt vast dat de mededeling een besluit van de inspecteur is die is genomen op grond van een belastingwet. De rechtbank is daarom bevoegd om te beoordelen of tegen dat besluit bezwaar en beroep openstaat. [2]
3.2.
De rechtbank oordeelt dat de mededeling niet valt onder een van de categorieën hierboven genoemd onder a. en b. Er kan daarom geen beroep bij de belastingrechter worden ingesteld. In dat geval is het ook niet mogelijk om bezwaar te maken. [3] De inspecteur heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.3.
Gezien het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond. Een geschil over de mededeling kan worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter.

Conclusie en gevolgen

4. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
2.Hoge Raad 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:505, r.o. 2.6.1.
3.Of bezwaar kan worden gemaakt, is namelijk ervan afhankelijk of beroep kan worden ingesteld (artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht).