ECLI:NL:RBZWB:2024:7860

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/9695
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag watersysteemheffing niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang

Op 18 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/9695, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen de aanslag watersysteemheffing (ongebouwd) die was opgelegd door de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de heffingsambtenaar na het indienen van het beroep volledig tegemoet was gekomen aan de klachten van belanghebbende. Dit betekende dat er geen procesbelang meer was, waardoor de rechtbank zonder zitting kon beslissen op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank constateerde dat de heffingsambtenaar had bevestigd dat het object in kwestie als natuurterrein moest worden aangemerkt en dat de aanslag zou worden aangepast. Aangezien de heffingsambtenaar volledig aan de klachten van belanghebbende tegemoet was gekomen, kon de rechtbank niet meer tot een gunstiger resultaat voor belanghebbende komen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

Daarnaast bepaalde de rechtbank dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- diende te vergoeden. De rechtbank verklaarde zich verder onbevoegd om te oordelen over eerdere belastingjaren waarin dezelfde kwestie speelde, en verwees belanghebbende naar de heffingsambtenaar voor ambtshalve beoordeling. Tot slot zag de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9695

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 augustus 2023. Het beroep ziet op de aanslag watersysteemheffing (ongebouwd) van [het object] met [aanslagnummer].
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Belanghebbende stelt dat het object een natuurterrein is. De heffingsambtenaar heeft bij brief van 24 juli 2024 laten weten dat het object inderdaad moet worden aangemerkt als een natuurterrein en dat de aanslag watersysteemheffing (ongebouwd) wordt gewijzigd naar watersysteemheffing (natuurterrein) en het bijbehorend tarief. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan die toezegging te twijfelen.
3. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar, nadat beroep bij de rechtbank was ingesteld, alsnog volledig aan de klachten van belanghebbende ten aanzien van deze aanslag watersysteemheffing tegemoet is gekomen. Dit betekent dat deze beroepszaak niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden. [1] Dit betekent dat er geen procesbelang meer is.
4. De rechtbank verklaart daarom het door belanghebbende ingestelde beroep wegens gebrek aan belang kennelijk niet-ontvankelijk.
5. In gevallen waarin een beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat het bestuursorgaan geheel aan de klachten van de belanghebbende tegemoet is gekomen, behoort de heffingsambtenaar tot vergoeding van het griffierecht te worden gelast.
6. De rechtbank verklaart zich verder onbevoegd om te oordelen over voorgaande belastingjaren waarin hetzelfde aan de orde is. Voor de ambtshalve beoordeling van die jaren dient belanghebbende zich te richten tot de heffingsambtenaar.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- aan deze vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43.