ECLI:NL:RBZWB:2024:785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_9428
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een bezwaar inzake persoonsgebonden budget op grond van de Jeugdwet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 februari 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen een besluit over de toekenning van een persoonsgebonden budget op grond van de Jeugdwet. Eiser had op 13 april 2023 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 maart 2023, maar het college heeft pas op 3 oktober 2023 een herziene beslissing genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten voor een rechtsgeldige ingebrekestelling.

De rechtbank legt uit dat voordat een beroep kan worden ingesteld, de betrokkene het bestuursorgaan schriftelijk moet aanmanen om binnen twee weken alsnog te beslissen. Eiser heeft wel e-mails gestuurd op 2 en 22 augustus 2023, maar de rechtbank concludeert dat deze e-mails niet voldoen aan de eisen voor een ingebrekestelling. In de e-mails wordt niet duidelijk gemaakt dat eiser het college maant om alsnog een beslissing te nemen.

Daarom kan de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet inhoudelijk beoordelen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9428

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. I.E. Mussche),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 13 april 2023 tegen het besluit van 30 maart 2023 over het toekennen van de individuele voorzieningen in de vorm van een persoonsgebonden budget op grond van de Jeugdwet.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft het bezwaarschrift ingediend op 13 april 2023. Het college moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. [2] Het college had dus uiterlijk op 3 augustus 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Het college heeft op 3 oktober 2023 een herziene beslissing genomen. De rechtbank stelt vast dat met deze herziene beslissing niet op het bezwaar van eiser is beslist.
Is er sprake van een rechtsgeldige ingebrekestelling?
Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet inhoudelijk kan beoordelen.
4.1.
Volgens eiser is de e-mail van 2 augustus 2023 respectievelijk 22 augustus 2023 ten onrechte niet aangemerkt als een ingebrekestelling. Volgens eiser is het college aangemaand om per ommegaande te reageren en een beslissing te nemen respectievelijk is aangemaand om binnen één week te reageren en een beslissing te nemen. Het college stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.2.
De rechtbank moet beoordelen of de e-mail van 2 augustus 2023 respectievelijk
22 augustus 2023 qua inhoud aangemerkt kan worden als een rechtsgeldige ingebrekestelling. Een ingebrekestelling heeft ten doel het college duidelijk en onomwonden ervan op de hoogte te stellen dat een beslissing wordt verlangd en dat bij het uitblijven daarvan nadere stappen ondernomen zullen worden. Daarom worden aan een ingebrekestelling eisen gesteld. Van een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb is sprake als duidelijk is dat de belanghebbende het bestuursorgaan maant om alsnog een bepaald besluit te nemen. [3] Voldoende duidelijk moet dan zijn op welke aanvraag het geschrift betrekking heeft, dat belanghebbende zich op het standpunt stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en dat belanghebbende erop aandringt dat een zodanige beslissing alsnog wordt genomen.
4.3.
In de brief van 2 augustus 2023 schrijft eiser het volgende:
“Tot op heden hebben wij van u nog geen beslissing omtrent de verschuldigdheid en hoogte van de dwangsom ontvangen. Nog hebben wij een beslissing op bezwaar, zoals verzocht in onze e-mail d.d. 26 juni 2023, van u ontvangen. Wij zien beide beslissingen graag per ommegaande tegemoet.”
4.4.
In de brief van 22 augustus 2023 schrijft eiser het volgende:
“Tot op heden heb ik geen inhoudelijke reactie van u ontvangen op mijn e-mail d.d. 2 augustus 2023. Graag ontvang ik binnen 1 week alsnog een reactie van u. Ik zal cliënte adviseren om een beroep wegens niet tijdig beslissen in te dienen.”
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat deze mailberichten niet voldoen aan de eisen die aan een ingebrekestelling worden gesteld. Uit de mailberichten van 2 augustus 2023 en
22 augustus 2023 blijkt niet dat eiser zich daarin op het standpunt heeft gesteld dat het college niet tijdig op het bezwaar heeft beslist. Nu uit de betreffende mailberichten niet duidelijk blijkt dat eiser het college maant om alsnog een besluit te nemen, is de rechtbank van oordeel dat de mailberichten niet zijn aan te merken als een ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb.
4.6.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 8 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.