ECLI:NL:RBZWB:2024:7818

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/3657
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroep tegen gemeentelijke heffingen en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende voor het jaar 2023 aanslagen opgelegd voor afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing, beide naar het tarief voor een meerpersoonshuishouden. Het bezwaar van belanghebbende werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging. Tijdens de zitting op 3 oktober 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Belanghebbende is huurder van een wooneenheid in een onderverdeeld woonhuis en verzocht om een aanpassing van de aanslagen naar het tarief voor een eenpersoonshuishouden.

De rechtbank constateert dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de vermindering van de aanslagen naar het tarief voor een eenpersoonshuishouden, wat door de heffingsambtenaar is vastgelegd in een besluit tot ambtshalve correctie. Echter, het verzoek van belanghebbende om vergoeding van proceskosten wordt afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de door belanghebbende opgevoerde kantoorkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank erkent de frustratie van belanghebbende over de jarenlange onjuiste aanslagen, maar stelt dat de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen limitatief zijn opgesomd in het Besluit.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de aanslagen en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3657

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant(gemeente Breda), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 juni 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2023 onder andere opgelegd een aanslag afvalstoffenheffing van de gemeente Breda en een aanslag zuiveringsheffing woonruimten van het waterschap Brabantse Delta, beide naar het tarief voor een meerpersoonshuishouden.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, en [naam] namens de heffingsambtenaar.

Feiten

2. Het woonhuis aan [adres] te [plaats] is onderverdeeld in drie zelfstandige wooneenheden (begane grond, bovenverdieping en studio achter). De woondelen staan alle drie op het voornoemde adres met [huisnummer] , zonder enige toevoeging, geregistreerd in de Basisregistratie persoonsgegevens (BRP). Belanghebbende is huurder en gebruiker van het woondeel op de bovenverdieping.
2.1.
Hangende beroep heeft de heffingsambtenaar de gemeente Breda verzocht aan de drie woondelen afzonderlijke adressen te koppelen in de BRP, met inschrijving van één bewoner per afzonderlijk woondeel. De gemeente heeft hier volgens de heffingsambtenaar gehoor aan gegeven.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf
3. Na sluiting van het onderzoek ter zitting op 3 oktober 2024, heeft de rechtbank op 4 oktober 2024 van de zijde van belanghebbende een nader stuk ontvangen. Dit stuk geeft de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek te heropenen. De rechtbank heeft dit stuk dan ook buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van het geschil.
Het geschil
4. Partijen hebben hangende beroep overeenstemming bereikt en wel in die zin dat de aanslagen afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing woonruimten voor het jaar 2023 worden verminderd naar het tarief voor een eenpersoonshuishouden. De heffingsambtenaar heeft dit vastgelegd in een besluit tot ambtshalve correctie. Tevens zal de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 vergoeden. De rechtbank ziet geen reden om partijen hierin niet te volgen. Het beroep wordt dan ook in zoverre gegrond verklaard.
4.1.
Partijen verschillen nog van mening over de vergoeding van proceskosten.
5. De rechtbank beoordeelt of belanghebbende recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
6. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de beroepsgrond van belanghebbende niet en heeft belanghebbende geen recht op vergoeding van proceskosten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Gronden belanghebbende
7. Belanghebbende verzoekt de rechtbank de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van zijn proceskosten. Tevens voert belanghebbende aan dat de heffingsambtenaar niet alleen zijn aanslagen dient aan te passen naar de juiste maatstaf, maar ook de aanslagen van de bewoners van de andere twee woondelen in het woonhuis. Daarnaast wil hij van de heffingsambtenaar de toezegging dat de grondslag voor toekomstige aanslagen direct bij oplegging van de aanslag juist wordt vastgesteld.
Omvang van deze beroepsprocedure
8. De rechtbank stelt vast dat deze procedure gezien de uitspraak op bezwaar van 31 maart 2023 uitsluitend kan gaan over de aan belanghebbende opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing woonruimten voor het jaar 2023 en daarmee samenhangende nevenverzoeken zoals vergoeding van proceskosten. Deze procedure gaat dus, anders dan belanghebbende beoogt, niet over de aan de bewoners van de andere woondelen opgelegde aanslagen en/of over toekomstige aanslagen. Besluiten die hierop (toekomstig) zien, liggen namelijk in deze procedure niet ter beoordeling voor. Dat neemt niet weg dat de heffingsambtenaar in het verweerschrift de door belanghebbende gewenste toezeggingen heeft gedaan.
Heeft belanghebbende recht op vergoeding van proceskosten?
9. Belanghebbende verzoekt vergoeding van zijn proceskosten voor gemaakte kantoorkosten (kopieën, enveloppen en postzegels), ten bedrage van € 15. De heffingsambtenaar heeft al sinds 2015 onjuiste aanslagen opgelegd en belanghebbende moet elk jaar opnieuw in bezwaar, en in dit geval zelfs in beroep, om een juiste aanslag te krijgen. De frustratie hierover dient volgens belanghebbende in redelijkheid en billijkheid te leiden tot vergoeding van zijn proceskosten.
10. In artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) is bepaald dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend betrekking kan hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige of deskundige die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. kosten van een tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen,
d. reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende,
e. verletkosten van een partij of een belanghebbende,
f. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken, en
g. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
11. De rechtbank begrijpt de frustratie van belanghebbende over jarenlange onjuiste aanslagen en steeds bezwaar moeten maken. De feitelijke situatie had, eventueel op aangeven van de heffingsambtenaar, door de gemeente al veel eerder opgelost kunnen worden. Dat blijkt wel uit de recente aanpassing in de BRP, die ertoe heeft geleid dat voor het jaar 2024 wel juiste aanslagen – dat wil zeggen, aan iedere bewoner afzonderlijk voor een eenpersoonshuishouden – zijn opgelegd. Toch vormen deze omstandigheden geen grond voor vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. De rechtbank overweegt daartoe dat uitsluitend de kosten die genoemd zijn in het Besluit (een limitatieve opsomming) voor vergoeding in aanmerking komen. De door belanghebbende genoemde kantoorkosten behoren daar niet toe. Het Besluit bevat geen bepaling waaruit volgt dat op grond van redelijkheid en billijkheid alsnog dient te worden overgegaan tot vergoeding. Het verzoek tot vergoeding van proceskosten wordt daarom afgewezen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd en de aanslagen afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing woonruimten zullen worden verminderd naar het tarief voor een eenpersoonshuishouding. Het verzoek om vergoeding van proceskosten wordt afgewezen.
12.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslagen afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing woonruimten naar het tarief voor een eenpersoonshuishouden;
  • wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 14 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is niet in staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.