ECLI:NL:RBZWB:2024:7746

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/11030
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal, die op 13 november 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 74,40, is opgelegd omdat op 25 oktober 2023 om 14:49 uur is geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan voor een voertuig dat geparkeerd stond aan [straat] te [plaats 2]. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting hebben aangevraagd en het onderzoek op basis van de ingediende stukken heeft verricht. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de parkeerapp die hij gebruikte automatisch de parkeersessie heeft beëindigd, waardoor hij niet op de hoogte was van het niet voldoen aan de parkeerbelasting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het gebruik van de parkeerapp en dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen van de Gemeentewet en de Verordening parkeerbelastingen van de gemeente Roosendaal.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer op 14 november 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11030

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 november 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. De auto met [kenteken] stond op 25 oktober 2023 omstreeks 14:49 uur stil aan [straat] te [plaats 2] . Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 74,40 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,50 en € 72,90 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
5. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening parkeerbelastingen 2023 van de gemeente Roosendaal (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Gronden belanghebbende
6. Belanghebbende doet een beroep op de redelijkheid en billijkheid. Belanghebbende verzoekt de rechtbank om uit coulance de naheffingsaanslag te vernietigen of te verminderen. Belanghebbende heeft namelijk te weinig parkeerbelasting betaald, omdat de door hem gebruikte parkeerapp de parkeeractie automatisch heeft stopgezet.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
7. Tussen partijen is niet in geschil dat op het moment van de controle de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. De vraag is wie daarvoor verantwoordelijk is. Belanghebbende stelt dat [bedrijf], de beheerder van zijn parkeerapp, heeft aangegeven dat ter plaatse een maximale parkeerduur gold van 48 uur en dat daarom de parkeersessie is geëindigd. Volgens belanghebbende is niet voldoende duidelijk gemaakt dat die maximale parkeerduur geldt daar waar hij zijn auto geparkeerd heeft. De heffingsambtenaar betwist dat sprake is van een maximale parkeerduur, wijst erop dat de parkeersessie volgens de door belanghebbende overgelegde gegevens na 24 uur is beëindigd door de parkeerapp van belanghebbende en dat belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het juiste gebruik van de parkeerapp.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat uit de overgelegde gegevens niet blijkt van een maximale parkeerduur, zoals ook de heffingsambtenaar heeft aangegeven. Voorts blijkt uit de door belanghebbende opgestuurde parkeerhistorie dat zijn parkeersessie na exact 24 uur – en dus niet na 48 uur – is stopgezet. Volgens de parkeerhistorie is sprake geweest van “
deactivation service”. Het komt de rechtbank aannemelijk voor dat hier sprake is van het automatisch stopzetten van de parkeersessie door de door belanghebbende gebruikte parkeerapp – mogelijk na het uitblijven van actie na waarschuwingsmeldingen – om te voorkomen dat de parkeerkosten oplopen bij een vergeten parkeersessie. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat parkeerapps op deze wijze werken. Wat daar verder ook van zij: dat belanghebbende zijn kenteken heeft aangemeld via een parkeerapp en dat deze parkeerapp het kenteken vervolgens na 24 uur kennelijk automatisch heeft afgemeld komt voor zijn rekening en risico. Belanghebbende kiest immers zelf voor het gebruik van een parkeerapp en hij dient ook zelf de voortdurende werking ervan te controleren bij een lopende parkeersessie.
7.2.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat belanghebbende niet de intentie heeft gehad om te weinig parkeerbelasting te betalen, kan zijn betoog niet leiden tot vernietiging of vermindering van de naheffingsaanslag. De Verordening biedt geen ruimte voor de door belanghebbende gevraagde coulance of redelijkheid en billijkheid. De parkeerbelasting is een zogenoemde objectieve belasting, waarbij opzet, schuld en intentie geen rol spelen. Een naheffingsaanslag parkeerbelasting is niets meer dan het alsnog in rekening brengen van de verschuldigde parkeerbelasting en de gemaakte kosten.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 14 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.