In deze uitspraak van 14 november 2024 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Breda is opgelegd. De naheffingsaanslag, die een totaalbedrag van € 59,25 omvat, is opgelegd omdat de auto van de belanghebbende op 4 juli 2023 om 09:53 uur geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende in beroep ging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende zijn auto in de verkeerde parkeerzone heeft aangemeld in zijn parkeerapp. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de belanghebbende zich in een andere zone bevond, waar geen gratis eerste kwartier gold. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, ondanks dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank past artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht toe, waardoor de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende moet vergoeden.
De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende heeft geen recht op vergoeding van proceskosten, maar de gebrekkige motivering van de uitspraak op bezwaar wordt erkend en hersteld in het verweerschrift van de heffingsambtenaar.