ECLI:NL:RBZWB:2024:7663
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag forensenbelasting 2022 en de beschikbaarheid van de woning voor belanghebbende
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 8 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022 beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de woning niet voor zichzelf of zijn gezin ter beschikking heeft gehouden. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een aanslag opgelegd voor forensenbelasting, rioolheffing, afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar voor de zuiveringsheffing gegrond, wat leidde tot een herziening van die aanslag.
Tijdens de zitting op 2 oktober 2024 heeft belanghebbende verklaard dat hij de woning na zijn echtscheiding heeft gekocht om daar met zijn kinderen te verblijven. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende in 2022 zijn hoofdverblijf buiten de gemeente Goes had en dat hij de woning niet verhuurde. De rechtbank concludeert dat de bewijslast bij de heffingsambtenaar ligt, maar dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de woning niet ter beschikking stond. De rechtbank wijst erop dat de kinderen van belanghebbende in 2022 niet op het adres van de woning stonden ingeschreven, wat zijn stelling ondermijnt.
De rechtbank concludeert dat de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd en dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de aanslag in stand blijft en dat belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.