Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond had verklaard. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd betrof het parkeren van een voertuig op een locatie waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door bord E1. Betrokkene stelde echter dat de bebording op de pleeglocatie niet duidelijk was en dat er meerdere voertuigen geparkeerd stonden op de parkeerplaats waar hij zich bevond.
Tijdens de zitting werd door de gemachtigde aangevoerd dat er geen rechtsgrond was voor de opgelegde boete, omdat de gedraging niet kon worden vastgesteld. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden, mede omdat de verbalisant geen aanvullende informatie had verstrekt. De rechter concludeerde dat de boete ten onrechte was opgelegd en verklaarde het beroep gegrond. De beschikking van de officier van justitie en de boete werden vernietigd, en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 109,- aan betrokkene terug te betalen.
Daarnaast werd een proceskostenvergoeding van in totaal € 1.343,- toegekend aan betrokkene, berekend op basis van de verschillende proceshandelingen die waren verricht. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter W.H.C. van Eck, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.