ECLI:NL:RBZWB:2024:7573

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
10999505 \ MB VERZ 24-205
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging, gegrond verklaard met proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een vergunninghoudersplaats zonder de vereiste vergunning. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, aangevoerd dat betrokkene in 2022 twee voertuigen had op één vergunning en dat er in 2023 een zakelijke vergunning was aangevraagd voor een van de voertuigen. Er was echter onduidelijkheid over de vergunningen, en betrokkene stelde dat de vergunning van 2022 was verlengd. De gemachtigde heeft bewijsstukken overgelegd waaruit bleek dat betrokkene alsnog een vergunning had ontvangen met terugwerkende kracht.

De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechter oordeelde dat betrokkene voldoende had aangetoond dat er een geldige vergunning was voor het voertuig ten tijde van de vermeende overtreding. Daarom werd het beroep gegrond verklaard, de boete vernietigd en werd de officier van justitie opgedragen het betaalde bedrag aan zekerheid terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 1.343,- toegekend aan betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10999505 \ MB VERZ 24-205
CJIB-nummer : 0062 5422 5688 8651
uitspraakdatum : 18 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). [naam] is als gemachtigde verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op parkeerplaats vergunninghouders (bord E9) zonder vergunning voor dat voertuig op de [straatnaam] te Zierikzee op 27 maart 2023 om 10.11 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene in 2022 twee voertuigen had op één vergunning en dat maar één voertuig tegelijk geparkeerd mag staan. In 2023 is een zakelijke vergunning aangevraagd voor het voertuig met kenteken [kenteken 1] , echter was er zowel een privé als zakelijke vergunning afgegeven voor dit kenteken. Het is echter niet mogelijk om twee vergunningen op één voertuig te hebben. Betrokkene heeft vermeld dat de vergunning van 2022 is verlengd en dus één vergunning met twee kentekens in stand zou moeten zijn gebleven. Niet bewezen is dat betrokkene de brief zou hebben ontvangen waar de gemeente naar verwijst. Een bewijs dat betrokkene in het bezit was van een ontheffing is met het beroepschrift meegezonden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde digitaal stukken laten zien waaruit blijkt dat betrokkene alsnog een vergunning, met terugwerkende kracht per 1 januari 2023, heeft ontvangen voor het voertuig met kenteken [kenteken 2] .
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gemachtigde heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene een vergunning had voor het voertuig met kenteken [kenteken 2] ten tijde van de pleegdatum.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat betrokkene de onjuistheden van de vergunning in combinatie met het juiste kenteken heeft hersteld en daarom alsnog heeft kunnen aantonen dat voor het voertuig met kenteken [kenteken 2] een vergunning was verleend die geldig was op de pleegdatum. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordt voor de extra schriftelijke aanvulling van gronden van beroep bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,-
schriftelijke aanvulling: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 156,-
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 1.343,-

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 119,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.343,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: