ECLI:NL:RBZWB:2024:7514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
BRE 24/1799
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aftrekbaarheid van specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, gedaan op 15 december 2023. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 behandeld, waarbij de inspecteur werd vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2]. Belanghebbende was niet aanwezig op de zitting en had zich voorafgaand afgemeld.

De zaak betreft de aftrekbaarheid van specifieke zorgkosten in de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018. Belanghebbende had een bedrag van € 5.192 als aftrekbare zorgkosten opgegeven, maar de inspecteur hield bij de aanslag rekening met slechts € 1.288. Na bezwaar van belanghebbende verhoogde de inspecteur dit bedrag tot € 2.288. Belanghebbende heeft meerdere bezwaarschriften ingediend, maar de inspecteur heeft deze afgewezen, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de ambtshalve vermindering voor de aftrek van specifieke zorgkosten heeft geweigerd. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast voor de aftrekbare zorgkosten bij belanghebbende ligt. Belanghebbende heeft geen bewijsstukken overgelegd die aantonen dat er recht bestaat op een hoger bedrag aan aftrekbare zorgkosten dan door de inspecteur is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de aanslag IB/PVV 2018 niet wordt verminderd en dat belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1799

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 15 december 2023.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2] . Belanghebbende was niet aanwezig en heeft zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.

Feiten

2. Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV gedaan voor het jaar 2018 en heeft daarin een bedrag van € 5.192 als aftrekbare specifieke zorgkosten in aanmerking genomen.
2.1.
De inspecteur is bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2018 afgeweken van de aangifte. Hij heeft in de aanslagrekening gehouden met € 1.288 aftrekbare specifieke zorgkosten.
2.2.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag IB/PVV 2018 bezwaar gemaakt en de inspecteur heeft dit bezwaar deels toegewezen door de aftrekbare specifieke zorgkosten in de aanslag IB/PVV 2018 te verhogen tot een bedrag van € 2.288.
2.4.
Op 8 september 2021 heeft belanghebbende nog een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is door de inspecteur op 1 oktober 2021 als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank (BRE 21/4247).
2.3.
Op 7 februari 2022 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in de zaak BRE 21/4247. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende het griffierecht niet heeft voldaan.
2.4.
Op 25 november 2022 heeft belanghebbende een derde bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag IB/PVV 2018. De inspecteur heeft het derde bezwaarschrift aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2018.
2.5.
Op 31 maart 2023 heeft de inspecteur beslist op het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2018 en het verzoek afgewezen.
2.6.
Op 9 mei 2023 heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen de afwijzing van voornoemd verzoek.
2.7.
Op 15 december 2023 heeft de inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar afgewezen. Hiertegen komt belanghebbende in beroep.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur een ambtshalve vermindering voor de aftrek van specifieke zorgkosten terecht heeft geweigerd. De rechtbank beoordeelt het handelen van de inspecteur en de aftrek van de specifieke zorgkosten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de ambtshalve vermindering voor de aftrek van specifieke zorgkosten terecht heeft geweigerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

5. Belanghebbende stelt dat zijn aangiften tot en met 2010 steeds opnieuw werden beoordeeld en dat hij nu weer wordt gecontroleerd voor het jaar 2018.
5.1.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van belanghebbende, staat het de inspecteur vrij om ter zake van de aftrek van zorgkosten voor het jaar 2018 bewijsstukken op te vragen. Elk jaar staat op zichzelf. Dat over eerdere jaren bewijsstukken zijn opgevraagd staat dus niet in de weg aan het opvragen van bewijsstukken over het jaar waar het hier om gaat. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de inspecteur bij zijn keuze om bewijsstukken op te vragen vooringenomen of onrechtmatig heeft gehandeld.
5.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het bedrag aan aftrekbare specifieke zorgkosten in de afwijzende beslissing om ambtshalve herziening van de aanslag IB/PVV 2018 te laag is vastgesteld.
5.3.
De rechtbank overweegt dat de bewijslast ter zake van de aftrek van specifieke zorgkosten rust op belanghebbende. Dat betekent dat belanghebbende aannemelijk dient te maken dat is voldaan aan de voorwaarden voor de aftrek van specifieke zorgkosten. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het overleggen van bewijsstukken. Belanghebbende heeft in beroep geen bewijsstukken overgelegd waaruit valt af te leiden dat een hoger bedrag aan specifieke zorgkosten aftrekbaar is dan waarmee de inspecteur reeds rekening heeft gehouden. Ook volgt uit de stukken niet dat recht bestaat op een hoger bedrag aan aftrek voor specifieke zorgkosten. Belanghebbende is daarmee niet in zijn bewijslast geslaagd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de aftrekbare specifieke zorgkosten niet op een hoger bedrag hoefde vast te stellen. Het verzoek tot ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2018 is terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag IB/PVV 2018 niet wordt verminderd. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Panah, griffier, op 1 november 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.