15.2.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
16. Eiser betwist dat hij zelf prostitutieactiviteiten heeft laten verrichten in zijn woning. Hij voert aan dat hij alle mogelijke maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat huurders (opnieuw) illegale prostitutieactiviteiten zouden kunnen uitvoeren in zijn woning, zodat hij niet als overtreder van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo kan worden aangemerkt.
17. Het college voert aan dat artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is overtreden door eiser en dat eiser terecht is aangemerkt als overtreder. Eiser heeft volgens het college niet aannemelijk gemaakt dat hij niet wist of niet kon weten dat zijn woning in strijd met het bestemmingsplan werd gebruikt voor illegale prostitutieactiviteiten. De maatregelen die eiser heeft getroffen om overtredingen in de toekomst te voorkomen, zijn volgens het college onvoldoende.
Last onder dwangsom 13 januari 2022 staat in rechte vast
18. Eiser heeft geen bezwaar ingediend tegen het besluit van 13 januari 2022. Deze last onder dwangsom staat dus in rechte vast.
Overtreding artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo
19. Eiser heeft niet betwist dat er op 25 november 2023 illegale prostitutieactiviteiten hebben plaatsgevonden in zijn woning en ook niet dat daarmee sprake is van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
20. Niet in geschil is dat eiser de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan. In geschil is of het college eiser als overtreder van voormeld artikel kon aanmerken en of het college op goede gronden heeft besloten om de verbeurde dwangsom van € 5.000,- in te vorderen.
Kon het college over gaan tot invordering van de dwangsom?
21. Vast staat dat op 25 november 2023 de last uit het besluit van 13 januari 2022 om de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo te beëindigen en beëindigd te houden, is overtreden.
22. De dwangsom van € 5.000,- is dus van rechtswege verbeurd en eiser is op grond van artikel 5:33, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht de dwangsom te betalen. Het college was daarom in beginsel bevoegd om tot invordering over te gaan.
23. Bij een besluit over de invordering van een verbeurde dwangsom, moet volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat moet uitgaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Steun voor dit uitgangspunt kan worden gevonden in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Awb.Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien.
24. Een beroep op dergelijke bijzondere omstandigheden wordt door de ABRvS zelden gehonoreerd. De rechtbank overweegt dat wat eiser heeft betoogd over de maatregelen die hij heeft getroffen en zijn stelling dat hij daarom niet als overtreder kan worden aangemerkt, betrekking heeft op de rechtmatigheid van het opleggen van de last onder dwangsom. Gelet op de strenge lijn die de ABRvS in dit soort gevallen volgt, zijn de gestelde omstandigheden echter niet zodanig bijzonder dat deze nopen tot een beoordeling van de rechtmatigheid van het dwangsombesluit in deze procedure.
25. Het college heeft ter zitting toegelicht dat zij in het bestreden besluit toch opnieuw heeft beoordeeld of eiser als overtreder kan worden aangemerkt, omdat hij nieuwe maatregelen getroffen zou kunnen hebben die maken dat hij niet meer als overtreder heeft te gelden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om het standpunt van eiser dat hij vanwege de door hem getroffen maatregelen niet als overtreder kan worden aangemerkt hierna toch te bespreken.
Kan eiser als overtreder van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo worden aangemerkt?
26. Zoals hiervoor reeds overwogen, kan een belanghebbende in de procedure tegen de invorderingsbeschikking slechts in uitzonderlijke omstandigheden met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Zo’n uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld worden aangenomen indien evident is dat betrokkene geen overtreder is.
27. Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo verbiedt het zonder omgevingsvergunning gebruiken van gronden en/of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo moet onder ‘gebruiken van gronden’ mede worden verstaan: het ‘laten gebruiken van gronden’. Dit is bevestigd in meerdere uitspraken van de ABRvS.
28. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser de woning in strijd met de planregels heeft laten gebruiken en daarmee heeft gehandeld in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Voor het laten gebruiken van een pand is namelijk niet vereist dat eiser zelf het pand in strijd met het bestemmingsplan gebruikt. Het is daarvoor voldoende als eiser het perceel laat gebruiken (door anderen) in strijd met het bestemmingsplan. Voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan laten gebruiken van de woning is het voldoende als eiser het perceel door huurders laat gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.Om hiervoor niet verantwoordelijk te worden gehouden, moet eiser aannemelijk maken dat hij niet wist en ook niet kon weten dat de woning in strijd met het bestemmingsplan werd gebruikt.
29. Eiser stelt dat hij niet wist en ook niet kon weten dat de woning in strijd met het bestemmingsplan werd gebruikt voor illegale prostitutieactiviteiten, omdat hij diverse maatregelen heeft getroffen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Eiser heeft in dat verband aangevoerd dat hij een host heeft ingeschakeld die de sleutel (fysiek) overhandigt aan huurders en dat de sleutelkluis slechts in uitzonderlijke gevallen mag worden gebruikt en enkel bij terugkerende gasten waarbij geen onregelmatigheden werden vastgesteld. Verder stelt eiser dat hij heel voorzichtig is bij het aanvaarden van huuraanvragen. Nieuwe profielen zonder recensies worden volgens eiser consequent geweigerd en potentiële huurders wordt expliciet gevraagd naar hun akkoord om de woning niet voor sekswerk te gebruiken.
30. De rechtbank is, met het college, van oordeel dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat hij niet kon weten dat de woning in strijd met het bestemmingsplan werd gebruikt voor illegale prostitutieactiviteiten. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat de maatregelen die volgens eiser zijn getroffen, op
25 november 2023 in ieder geval niet zijn uitgevoerd. Op 25 november 2023 heeft de host de sleutel niet fysiek aan de huurder overhandigd, maar gebruik gemaakt van de sleutelkluis, terwijl geen sprake was van een terugkerende gast. Er was sprake van een nieuw profiel zonder recensies, maar toch werd de huurder niet geweigerd. Dat de huurder expliciet is gevraagd om de woning niet voor sekswerk te gebruiken, is ook niet gebleken. De rechtbank overweegt dat de host zich mogelijk niet aan de afspraken met eiser heeft gehouden, maar dat maakt niet dat eiser niet als overtreder kan worden aangemerkt. Eiser blijft als eigenaar van de woning verantwoordelijk voor wat zich in zijn woning afspeelt. Het inschakelen van een host als tussenpersoon brengt geen wijziging in de verantwoordelijkheid van een eigenaar om toezicht te houden op het gebruik van de verhuurde woning. Ook is niet gebleken dat eiser afspraken heeft gemaakt met de host over controle en toezicht op de woning tijdens de verhuurperiode. Er was wel alle reden voor eiser om hierover afspraken te maken met de host, zeker nu al eerder was geconstateerd dat er sprake was van illegale prostitutieactiviteiten in de woning. Door deze afspraken niet te maken en geen toezicht te houden op de verhuurde woning tijdens de verhuur, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank bewust het risico genomen dat hij niet wist op welke wijze de woning werd gebruikt.
31. De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande dat het college eiser als overtreder van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo kon aanmerken, nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet kon weten dat de woning in strijd met het bestemmingsplan werd gebruikt voor illegale prostitutieactiviteiten. Dat betekent dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college van invordering had moeten afzien omdat hij (evident) niet als overtreder kan worden aangemerkt.