ECLI:NL:RBZWB:2024:7454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
10907055 MB VERZ 24-66
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en proceskostenvergoeding in samenhangende zaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 14 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 29 december 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de beschikking had vernietigd en een proceskostenvergoeding had toegekend voor vier samenhangende zaken. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte de zaken als samenhangend had aangemerkt en dat er geen dwangsom was toegekend.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 was de gemachtigde niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de gedragingen waarvoor de boete was opgelegd vaststonden en dat de officier van justitie terecht had geconcludeerd dat er sprake was van samenhang tussen de zaken. De kantonrechter merkte op dat de gemachtigde geen inhoudelijk relevante verweren had geformuleerd en dat de verzoeken om een dwangsom en proceskostenvergoeding ongegrond waren.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, met de overweging dat er geen aanleiding was voor toekenning van een vergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10907055 \ MB VERZ 24-66
CJIB-nummer : 8062 5422 5515 2219
uitspraakdatum : 1 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking vernietigd en een totale proceskostenvergoeding toegekend van € 447,75 voor vier samenhangende zaken. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 14 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom motorvoertuig op de Guido Gezellestraat te Terneuzen op 29 december 2022 om 12.05 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte het beroepschrift als samenhangend met drie andere zaken heeft aangemerkt bij het toekennen van de proceskostenvergoeding. Gemachtigde heeft een reële extra inspanning verricht bij indienen van het beroepschrift. De pleegdata van de verschillende beroepschriften verschillen van elkaar. De officier van justitie heeft het moment van beslissen als leidend genomen. Aanvullend heeft gemachtigde aangevoerd dat ten onrechte door de officier van justitie geen dwangsom is toegekend en verwijst naar jurisprudentie hierover. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft primair verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren wegens misbruik van het procesrecht. Deze zaak maakt deel uit van een groep van 560 zaken waarin gemachtigde op 18 september 2023 in één keer ingebrekestellingen heeft ingediend. Gemachtigde had voor deze datum al twee keer een groot pakket met ingebrekestellingen ingediend. Het CVOM heeft deze zaken steekproefsgewijs doorgelopen waarin is gebleken dat de meeste zaken al lang waren afgedaan of waar gemachtigde zich aan had onttrokken. Gemachtigde is hierop ingelicht met de mededeling dat per zaak een afzonderlijke brief ingediend moet worden en niet kan worden volstaan met het indienen van een lijst. De zittingsvertegenwoordiger heeft subsidiair verzocht het beroep ongegrond te verklaren omdat er wel sprake was van samenhang tussen de zaken die als samenhangend zijn aangemerkt bij de vergoeding van de proceskosten. In alle zaken is (identiek) pro-forma beroep zonder aanvullende gronden ingediend.

Overwegingen

Samenhangende zaken
Op 5 oktober 2023 heeft het CVOM de beschikking vernietigd en aan gemachtigde een proceskostenvergoeding toegekend. Omdat, volgens de officier van justitie, sprake was van samenhangende zaken is factor 1,5 toegepast bij de toekenning van de proceskosten.
De kantonrechter is van oordeel dat er in de onderliggende zaken sprake is van (nagenoeg) identieke werkzaamheden. Hij overweegt hierbij dat gemachtigde heeft volstaan met een standaard (pro forma) beroepschrift, dat gelijk is aan het beroepschrift in de andere zaken, maar geen inhoudelijk relevante verweren heeft geformuleerd die betrekking hebben op deze individuele zaak. In die zin is deze zaak vergelijkbaar met de zaak in ECLI:NL:GHARL:2022:390. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat gemachtigde in deze zaak geen reële extra inspanning heeft geleverd ten opzichte van de andere drie beroepen en dat de officier van justitie terecht heeft geconcludeerd dat er sprake is van samenhang.
Toekenning dwangsom
Gemachtigde heeft verzocht om toekenning van een dwangsom. Gemachtigde heeft een lijst met 560 zaken aan de CVOM toegezonden met de intentie om dat schrijven als ingebrekestelling in elk van die zaken aan te merken. Daarvan is gebleken dat een groot aantal van die zaken al was afgedaan, dat de gemachtigde zich had onttrokken of dat zij geen gemachtigde waren. Op die manier wordt de CVOM onmogelijk gemaakt om adequaat te reageren op de zaken waarin daadwerkelijk – mogelijk – sprake is van een overschrijding van de beslistermijn. De kantonrechter is daarom van oordeel dat sprake is van misbruik van procesrecht. Het verzoek om een dwangsom wordt dan ook afgewezen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter verklaart:
- het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: