In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024, werd het beroep van eiser tegen het besluit van de Dienst Toeslagen van 28 april 2023 ongegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen de definitieve berekening van zijn zorgtoeslag over het jaar 2021, die op € 0,- was vastgesteld, en de terugvordering van een te veel ontvangen voorschot van € 1.299,-. De rechtbank behandelde de zaak op 4 oktober 2024, waarbij eiser niet aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen terecht was uitgegaan van het inkomen van eiser zoals vastgesteld in de Basisregistratie Inkomen (BRI), dat € 44.615,- bedroeg. Eiser betoogde dat zijn inkomen in 2022 fors was gedaald en dat de Dienst Toeslagen de peiljaarverlegging had moeten toepassen, maar de rechtbank oordeelde dat de wet dit niet toestaat. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de terugvordering onrechtmatig maakten en dat de Dienst Toeslagen binnen de grenzen van een redelijke wetstoepassing was gebleven. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.