ECLI:NL:RBZWB:2024:743

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
02/232195-20 en 02/325775-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde ontnemingsprocedure na schikking in strafzaak

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die eerder was veroordeeld voor vier Opiumwet-feiten. De officier van justitie had op 17 februari 2023 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingediend, waarbij een bedrag van € 20.000,00 werd gevorderd. Na een schriftelijke voorbereidingsprocedure en een aanbod tot schikking op 18 juli 2023, heeft de betrokkene op 25 juli 2023 het schikkingsaanbod geaccepteerd en een bedrag van € 13.679,34 aan het CJIB betaald. Op 9 januari 2024 bevestigde het CJIB dat dit bedrag volledig was voldaan. Tijdens de zitting op 24 januari 2024 waren de betrokkene en zijn raadsman afwezig, maar de officier van justitie was aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het beëindigen van de ontnemingsprocedure is voldaan, waaronder de veroordeling van de betrokkene, de aanhangige ontnemingsvordering, de schikkingsovereenkomst en de voldoening aan de voorwaarden van deze overeenkomst. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd, in lijn met een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummers: 02/232195-20 en 02/325775-20
vonnis van de rechtbank van 7 februari 2024
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat te Breda.

1.De procedure en de inhoud van de vordering

Betrokkene is op 31 maart 2021 door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld voor vier Opiumwet-feiten tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft op 17 februari 2023 schriftelijk de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd. De schriftelijke vordering strekt ertoe dat de rechtbank het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel zal schatten en vaststellen op een bedrag van € 20.000,00 en aan betrokkene de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
Op 30 maart 2023 heeft de rechtbank een schriftelijke voorbereidingsprocedure bevolen. De behandeling van de vordering van de officier van justitie is op dezelfde datum geschorst.
Op 18 juli 2023 heeft de officier van justitie mr. G. Oosterveld een aanbod tot een schikking
ex artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering aan betrokkene gedaan en ondertekend teneinde de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te voorkomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat op 17 februari 2023 een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ingediend ter hoogte van
€ 20.000,00, er conservatoir beslag is gelegd op het saldo van een bankrekening van betrokkene en dat betrokkene en de officier van justitie mondeling zijn overeengekomen dat in het kader van de ontneming een schikking wordt getroffen, doordat betrokkene afstand doet van het banksaldo.
Betrokkene heeft op 25 juli 2023 het schikkingsaanbod en de opdracht tot betaling van een bedrag van € 13.679,34 aan het CJIB ondertekend.
Uit het afloopbericht van het CJIB van 9 januari 2024 blijkt dat betrokkene dit bedrag volledig heeft voldaan en dat daarmee de schikking volledig is afgedaan.
Betrokkene en zijn raadsman zijn – met voorafgaande kennisgeving van hun afwezigheid – ter zitting van 24 januari 2024 niet verschenen. De officier van justitie mr. M.C. Fimerius is op die datum gehoord.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vordert de vaststelling dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd. Betrokkene heeft namelijk voldaan aan de voorwaarden van de hem aangeboden schikking door betaling van een bedrag van € 13.679,34.

3.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank constateert dat is voldaan aan de voorwaarden voor vaststelling dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd, te weten:
- betrokkene is (onherroepelijk) veroordeeld wegens strafbare feiten;
- er is sprake van een aanhangige ontnemingsvordering;
- er is een schikkingsovereenkomst; en
- betrokkene heeft aan de voorwaarden van de schikkingsovereenkomst voldaan.
De rechtbank zal overeenkomstig het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van
6 september 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:7248) beslissen en verstaan dat de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verstaat dat de zaak van rechtswege is geëindigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Holtgrefe en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2024.