In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 5 km/h te hard op de autosnelweg A58 bij Roosendaal op 13 oktober 2022. Betrokkene stelde dat de boete niet redelijk was, omdat hij dacht dat de snelheidsaanduiding van 100 km/h alleen tussen 18:00 en 19:00 uur gold. Hij voerde aan dat het verkeersbord onduidelijk was en dat hij geen uitleg had gekregen over de nieuwe wetgeving. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, maar betrokkene ging in beroep bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting werd betrokkene bijgestaan door de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. Betrokkene's argumenten over de onduidelijkheid van de verkeersborden en de schending van het gelijkheidsbeginsel werden verworpen. Echter, de kantonrechter constateerde dat de officier van justitie betrokkene niet had gehoord, wat in strijd was met de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gedeeltelijk gegrond was.
De kantonrechter matigde de boete met 25% vanwege de schending van de hoorplicht en wijzigde de beslissing van de officier van justitie. De boete werd vastgesteld op € 20,25, met € 9,- aan administratiekosten, en het teveel betaalde bedrag van € 6,75 moest aan betrokkene worden terugbetaald. Deze uitspraak is definitief, er is geen hoger beroep mogelijk.