ECLI:NL:RBZWB:2024:7290

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 22/5637
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens het niet indienen van gronden

Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 22/5637, waarin het verzet van de belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard. Deze uitspraak volgt op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 december 2023, waarin het beroep van de belanghebbende ongegrond werd verklaard. De belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft geen verzoek ingediend om op een zitting te worden gehoord.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het verzetschrift geen gronden bevatte. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient degene die verzet instelt de gronden van het verzet in het verzetschrift te vermelden. De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar de belanghebbende heeft tot op heden geen gronden ingediend. De griffier heeft belanghebbende hierover op de hoogte gesteld via digitale berichten op 7 februari en 6 juni 2024, maar er is geen reactie ontvangen.

Aangezien de belanghebbende niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van verzet, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het verzet niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank het verzet niet inhoudelijk zal beoordelen en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5637 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2024 op het verzet van

[belanghebbende] h.o.d.n. [bedrijf], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [naam]),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2023 in het geding tussen
belanghebbende
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2023 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond heeft verklaard.
1.1.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Iemand die verzet instelt moet in het verzetschrift de gronden van het verzet vermelden (artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb). [1] Indien de gronden niet zijn aangevoerd of niet is voldaan aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het verzet, kan het verzet niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn (artikel 6:6 van de Awb).
4. De rechtbank stelt vast dat het verzetschrift geen gronden van het verzet bevat. De griffier heeft belanghebbende bij een digitaal bericht van 7 februari 2024 en 6 juni 2024 in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Van de plaatsing van deze berichten in het digitale dossier is op 7 februari en 6 juni 2024 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de rechtbank aan dat belanghebbende deze berichten heeft ontvangen [2] . In deze berichten is belanghebbende erop gewezen dat het verzet niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet aan het verzoek van de rechtbank wordt voldaan. Belanghebbende heeft tot op heden geen gronden ingediend.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het verzet niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden uitspraak in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 28 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:36c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).