Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 februari 2024 in de zaak tussen
[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 7 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar maakte tegen een besluit van de burgemeester van Oosterhout om zijn woning te sluiten voor een periode van twee maanden. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de vondst van goederen in de woning die in verband werden gebracht met drugshandel. Verzoeker, die de woning huurt van een woningbouwstichting, verzocht om een voorlopige voorziening om de sluiting op te schorten tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 29 januari 2024, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren. De burgemeester had in zijn besluit aangegeven dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen, maar verzoeker betwistte de noodzaak en evenwichtigheid van de maatregel. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd dat de sluiting van de woning noodzakelijk was en dat de gevolgen voor verzoeker, die onder bewind staat en ernstige mentale problemen heeft, zwaarwegend waren. Daarom werd het verzoek toegewezen en werd het besluit van de burgemeester geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker.