ECLI:NL:RBZWB:2024:7278
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de daaruit voortvloeiende onroerendezaakbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 25 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 mei 2022 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2022 een waardebeschikking en een aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) opgelegd voor de woning van belanghebbende, gelegen aan [het adres] te [plaats]. De waarde van de woning was vastgesteld op € 177.000 per 1 januari 2021, de waardepeildatum. De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd door [naam 1] aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning en de aanslag OZB niet te hoog heeft vastgesteld. De waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopopbrengst van vergelijkbare woningen is gebruikt. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende en dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat de toegepaste correctie voor gebreken aan de woning te laag is.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de beschikking en de aanslag OZB in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.