ECLI:NL:RBZWB:2024:7266
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en de gevolgen van schadeverleden
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 8.603, welke door de inspecteur ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2024 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S.M. Bothof, en de inspecteur door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag niet terecht heeft opgelegd. De rechtbank concludeert dat de handelsinkoopwaarde van de auto, een Lotus Evora 3.5 Sport 410, moet worden vastgesteld op € 37.636, en dat de verschuldigde Bpm op € 11.649 komt, na toepassing van een extra leeftijdskorting. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag naar € 4.237. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank veroordeelt de inspecteur tot betaling van de proceskosten aan belanghebbende, die in totaal € 2.998 bedragen, en het griffierecht van € 184.
De rechtbank benadrukt dat de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende rust en dat normale gebruiksschade niet in mindering kan worden gebracht op de handelsinkoopwaarde. De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende en de inspecteur zorgvuldig afgewogen en komt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd en de schadevergoeding moet worden toegekend.