ECLI:NL:RBZWB:2024:7251

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
02/108288-24 en 02/247698-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 5 en 28 maart 2024 heeft de verdachte, samen met een mededader, zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs. De rechtbank heeft op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. De voorwaarden van de voorwaardelijke straf zijn gebaseerd op adviezen van de reclassering. Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De tenlastelegging is gewijzigd en de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 maart 2024 samen met een ander harddrugs aanwezig heeft gehad in een woning. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen, gezien de omstandigheden waaronder de drugs zijn aangetroffen en de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede feit, namelijk de handel in harddrugs, omdat het bewijs hiervoor onvoldoende was. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn meegewogen. De verdachte is 19 jaar oud en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering en deelname aan behandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/108288-24 en 02/247698-24 (gevoegd ter terechtzitting)
vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting Almelo
raadsvrouw mr. El Darrazi, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
Parketnummer 02/108288-24
Feit 1
verdachte zich op 28 maart 2024 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs;
Feit 2
verdachte omstreeks 21 juni 2022 tot en met 28 maart 2024 harddrugs heeft verhandeld.
Parketnummer 02/247698-24
verdachte op 5 maart 2024 harddrugs aanwezig heeft gehad

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander verschillende hoeveelheden harddrugs aanwezig heeft gehad zoals dit onder feit 1 onder parketnummer 02/108288-24 ten laste is gelegd. Verdachte is te linken aan de locatie waar de drugs zijn aangetroffen. De officier van justitie gaat er vanuit dat sprake is geweest van medeplegen op basis van hetgeen in de telefoons is aangetroffen, het feit dat verdachte en [medeverdachte] samen zijn aangetroffen bij de woning en het gegeven dat zij beiden toegang hadden tot de woning. Ten aanzien van de handel in harddrugs zoals dit onder feit 2 ten laste is gelegd verzoekt de officier van justitie verdachte vrij te spreken nu het dossier op dit punt niet compleet is. Het feit onder parketnummer 02/247698-24 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. De drugs zijn in de auto van verdachte aangetroffen en hij was de bestuurder. Verdachte heeft hierdoor de beschikkingsmacht over de drugs gehad. De drugs die bij de kopers zijn aangetroffen zijn overeenkomstig de drugs die in de auto zijn aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte tenlastegelegde feiten en verzoekt verdachte vrij te spreken. Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 02/108288-24 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen wetenschap en beschikkingsmacht over de aangetroffen drugs heeft gehad. De enkele aanwezigheid van verdachte in de woning is hiervoor onvoldoende. Dit geldt nog meer nu verdachte niet de huurder/bewoner/gebruiker is van de woning, de drugs niet in het zicht hebben gelegen en er verder geen sporen van drugsgerelateerde spullen bij hem zijn aangetroffen. Voorts komen er onvoldoende omstandigheden uit het dossier naar voren waaruit volgt dat kan worden gesproken van medeplegen. Nu de officier van justitie op voorhand heeft aangegeven niet tot een bewezenverklaring van feit 2 onder parketnummer 02/108288-24 te komen en de rechtbank hierbij heeft aangesloten heeft de verdediging hiervoor geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van het feit onder parketnummer 02/247698-24 heeft de verdediging aangevoerd dat nu de drugs niet in het zicht lagen niet gesteld kan worden dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de pillen en cocaïne.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/108288-24
Feit 1
De rechtbank stelt het volgende vast. Op dinsdag 5 maart 2024 is sprake geweest van een op verdachte gerichte actiedag. Op die dag wordt gezien dat verdachte het appartementencomplex aan [adres 1] in gaat en daar een uur tot anderhalf uur verblijft. Hij wordt later die dag op heterdaad aangehouden als verdachte van bezit van en handel in harddrugs. Bij deze aanhouding zijn drie mobiele telefoons van verdachte in beslag genomen en deze zijn onderzocht. Een groot deel van de onderzochte berichten bleek drugsgerelateerd te zijn. Ook bleek uit deze berichten dat er contact was met mevrouw [naam 1] , bewoonster van de woning gelegen aan [adres 2] in [plaats] , om een kamer bij haar in gebruik te nemen. Naar aanleiding hiervan werd een camerawagen voor de voordeur van deze woning geplaatst. Op 28 maart 2024 werd de woning gedurende de avond in de gaten gehouden. Daarbij is gezien dat twee personen de woning betraden en deze na korte tijd weer verlieten. Bij binnenkomst hadden beide personen een groot rechthoekig object in hun handen wat ze bij het naar buiten gaan niet meer vast hadden. De personen vluchtten voor de politie maar werden na een achtervolging aangehouden. Dit bleken verdachte en [medeverdachte] te zijn.
Naar aanleiding van de actie op 28 maart 2024 is de woning aan [adres 2] te [plaats] doorzocht. In een afgesloten kamer van de woning werden grote hoeveelheden drugs aangetroffen en in beslag genomen. De kamer kon worden geopend middels de sleutel die aan een bij verdachte aangetroffen sleutelbos hing. Nader onderzoek door de politie en het Nederlands Forensisch Instituut heeft uitgewezen dat in de woning (onder meer) werd aangetroffen:
  • ongeveer 15.672,20 gram amfetamine;
  • 10 pillen amfetamine;
- ongeveer 239, 81 gram cocaïne;
- ongeveer 1.015,46 gram MDMA;
- ongeveer 897 pillen MDMA.
Opzettelijk aanwezig hebben harddrugs
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte samen met [medeverdachte] deze drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van de harddrugs is vereist dat bij de verdachten sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de drugs en dat zij daarover de beschikkingsmacht hadden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte en [medeverdachte] waren weliswaar niet de bewoners van de woning aan [adres 2] te [plaats] , maar op 28 maart 2024 is gezien dat zij wel in en uit de woning zijn gegaan. Ter zitting hebben zij verklaard inderdaad in de woning te zijn geweest. Verdachte was bij zijn aanhouding in het bezit van twee sleutels van de woning. Eén sleutel was van de voordeur van de woning en de andere sleutel gaf toegang tot de kamer waar de drugs zijn aangetroffen.
[naam 1] – de feitelijke bewoonster van de woning – heeft hierover verklaard dat een jongen haar had aangesproken met de vraag of hij spullen in haar woning mocht zetten. De naam van de jongen was [naam 2] en hij noemde zich “ [bijnaam] ”. [naam 2] had de sleutels van de woning gekregen, waaronder de sleutel van de kamer waarin de drugs werden aangetroffen. [naam 2] had de enige sleutel van deze kamer gekregen; [naam 1] had er zelf één in haar bezit en had er – na afgifte hiervan aan [naam 2] - zelf geen meer tot haar beschikking. In de auto van [medeverdachte] werd een bankpas aangetroffen die van [naam 1] bleek te zijn. Zij had deze meegegeven omdat [naam 2] iets moest overmaken. Bij de verdachten zijn verschillende telefoons in beslag genomen. Een telefoon van verdachte is bij zijn aanhouding van 5 maart 2024 in beslag genomen waarna deze is uitgelezen. Hierdoor zijn de verbalisanten bij de woning van [naam 1] terechtgekomen. Uit de telefoongegevens leidt de rechtbank voorts af dat [medeverdachte] door anderen en door zichzelf “ [bijnaam] ” werd genoemd.
Gelet op alle voornoemde omstandigheden – in onderling verband en samenhang bezien – stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] de persoon is geweest met wie [naam 1] contact heeft gehad en aan wie zij haar woning ter beschikking heeft gesteld om spullen in de betreffende kamer te zetten. [medeverdachte] heeft de enige sleutel ontvangen van de kamer waarin de drugs zijn aangetroffen. Deze enige sleutel werd bij verdachte aangetroffen tijdens zijn aanhouding. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld is zij van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] wetenschap hebben gehad van de in de kamer aangetroffen harddrugs.
Doordat zowel verdachte als [medeverdachte] de woning zelfstandig konden betreden – en dit ook daadwerkelijk hebben gedaan – is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] de feitelijke beschikkingsmacht hebben gehad over de in de woning aangetroffen harddrugs.
Medeplegen
Voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ noodzakelijk. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en de bijdrage van de verdachte. De machtsuitoefening dient bovendien van voldoende gewicht te zijn. De verdachte en de mededaders dienen ‘tezamen af te weten’ van de aanwezigheid van verdovende middelen. Indien de mededaders daarover niets (willen) verklaren kan dergelijke wetenschap eventueel met toepassing van algemene ervaringsregels uit de omstandigheden van het geval worden afgeleid. Tot slot is van belang dat de enkele wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen in een bepaalde ruimte en de omstandigheid dat de verdachte zich daarvan niet heeft gedistantieerd niet zonder meer voldoende zijn voor medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen (ECLI:NL:GHSHE:2021:1170).
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachten wetenschap en beschikkingsmacht hadden. Ook is reeds vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] samen naar de woning aan [adres 2] te [plaats] zijn gegaan en deze ook samen weer hebben verlaten. Op 5 maart 2024 is verdachte ook langere tijd in het appartementencomplex aanwezig geweest. Gelet hierop bestaat er voor de rechtbank geen twijfel dat beide verdachten verantwoordelijk waren voor de aangetroffen drugs, waardoor sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs in de woning aan [adres 2] te [plaats] .
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van het onderhavige feit te komen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde handel in harddrugs.
Parketnummer 02/24769824
De rechtbank stelt het volgende vast. Op 5 maart 2024 werd gezien dat verdachte de bestuurder was van een blauwe Citroen C1, voorzien van het [kenteken 1] . Omstreeks 22.00 uur werd waargenomen dat verdachte [adres 3] in [plaats] op reed en ter hoogte van nummer [nummer 1] stopte. Er stapte een man als bijrijder uit die kort daarvoor als zodanig was ingestapt. De man werd aangehouden wegens bezit van harddrugs en verklaarde verdovende middelen te hebben gekocht bij verdachte. Omstreeks 22.30 uur werd waargenomen dat verdachte ter hoogte van het [park] in [plaats] stopte. Gezien werd dat een tweede man als bijrijder in het voertuig stapte, korte tijd later weer uitstapte en wegliep van het voertuig. Deze man werd aangehouden wegens bezit van harddrugs en verklaarde verdovende middelen te hebben gekocht bij verdachte. Enige tijd later werd verdachte aangehouden. Bij de doorzoeking in de auto van verdachte en bij de tweede man werden diverse hoeveelheden harddrugs aangetroffen.
Opzettelijk aanwezig hebben harddrugs
De rechtbank stelt vast dat verdachte, op het moment dat de harddrugs in de auto werden aangetroffen, de bestuurder en de enige inzittende van de auto was. De auto behoorde bovendien aan hem toe. De in de auto aangetroffen hoeveelheid harddrugs bevond zich in het bestuurdersportier en in een verstopplek achter de radio van het voertuig. Daarmee bevonden de drugs zich in de machtssfeer van de verdachte.
Verder geldt als algemene ervaringsregel dat de bestuurder en enige inzittende van een hem toebehorende auto, waarin zich een niet onaanzienlijke hoeveelheid drugs bevindt, met de aanwezigheid daarvan bekend geacht mag zijn en kan het opzet op het aanwezig hebben daarvan bewezen worden (HR 25 november 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9587, NJ 1987, 493). Dit wordt pas anders indien verdachte een verklaring aflegt die aannemelijk is en waaruit een ander beeld naar voren komt.
Verdachte is tijdens zijn verhoor bij de politie en ook ter zitting uitvoerig bevraagd over zijn wetenschap van de drugs. Bij de politie heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn auto heeft uitgeleend aan diverse mensen. Hij vertelde echter niet aan wie hij zijn auto zou hebben uitgeleend en voor wat betreft de aanwezigheid van de drugs deed hij opnieuw een beroep op zijn zwijgrecht. De rechtbank overweegt voorts dat door de verbalisanten werd gezien dat verdachte op 5 maart 2024 de bestuurder was van het voertuig. Verdachte werd ambtshalve herkend aan zijn volle gelaat, donkere haren en zijn opvallende mond. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan deze waarneming te twijfelen. De rechtbank beschouwt het scenario van verdachte dat hij zijn auto heeft uitgeleend en dat de verdovende middelen daarom van iemand anders konden zijn daarom als niet-aannemelijk en gaat hieraan voorbij.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de harddrugs in zijn auto. De auto werd door verdachte bestuurd terwijl deze drugs daarin aanwezig waren, zodat verdachte ook de feitelijke beschikkingsmacht had over de drugs.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en cocaïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/108288-24
Feit 1
op 28 maart 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
15.672,20 gram amfetamine en
10 pillen amfetamine en/of
239,81 gram cocaïne en
1.015,46 gram MDMA en
897 pillen MDMA en,
zijnde amfetamine
en/of cocaïne en/of MDMA als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1
Parketnummer 02/247698-24
op 5 maart 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 25 pillen MDMA en 4,46 gram MDMA en 5,58 gram cocaïne,
bevattende MDMA en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de voorwaardelijke straf dienen de voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de verdediging verzocht verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten en rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden. Verzocht is om – ook indien het jeugdstrafrecht niet wordt toegepast – geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 5 en 28 maart 2024 (samen met zijn mededader) schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs. Het is algemeen bekend dat harddrugs zoals cocaïne, amfetamine en MDMA, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving schade wordt berokkend. Verdachte heeft zich niets van die gevolgen aangetrokken en zijn financieel gewin was kennelijk het enige dat telde. Verdachte neemt niet de verantwoordelijkheid voor zijn daden en probeert onder het tenlastegelegde uit te komen door te beweren dat hij geen idee had van de aangetroffen drugs. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij – los van enkele sepots – niet vaker met justitie in aanraking is geweest.
Uit het reclasseringsadvies van 24 september 2024 dat over verdachte is opgemaakt komt naar voren dat de reclassering een zorgelijke ontwikkeling ziet ontstaan in zijn delictgedrag. Door de proceshouding van verdachte kan het risico op recidive niet worden ingeschat. Het valt de reclassering op dat verdachte al langere tijd in de problemen komt wanneer hij met anderen is en hij lijkt beïnvloedbaar te zijn. Uit het rapport van de kinderbescherming blijkt dat de vader van verdachte heeft aangegeven dat hij zijn zoon heeft gewaarschuwd niet met verkeerde personen om te gaan. De aanhouding op 5 maart 2024 en de verdenking van 28 maart 2024 doen echter vermoeden dat dit niet zijn vruchten heeft afgeworpen. Ook politiecontacten lijken onvoldoende effect te hebben gehad.
Vanwege de leeftijd van verdachte is het wegingskader adolescentenstrafrecht toegepast om te kunnen adviseren of het jeugdstrafrecht, dan wel het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast. Wat betreft de handelingsvaardigheden wordt gezien dat verdachte de risico's van zijn handelen, vergeleken met leeftijdgenoten, niet goed inschat. Binnen de structuur van de penitentiaire inrichting blijkt verdachte prima te functioneren. Op het gebied van pedagogische mogelijkheden worden zowel signalen gezien die wijzen op het toepassen van het jeugdstrafrecht als voor het volwassenenstrafrecht. Verdachte neemt deel aan een gezin en is enigszins ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Alles overziend wordt op basis van de beschikbare informatie geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Bij een veroordeling wordt door de reclassering geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, dagbesteding, financiën en openheid sociale contacten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij net 19 jaar was. De rechtbank ziet - anders dan de verdediging - echter geen reden om in de onderhavige zaak toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. Uitgangspunt is dat een verdachte die de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, wordt berecht volgens het gewone strafrecht. In de hiervoor genoemde rapportage van de reclassering en de wijze waarop de verdachte zich op de zitting heeft gepresenteerd, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om hiervan af te wijken. Niet gebleken is dat de verdachte niet beschikt over het zelfstandig oordeelsvermogen van een volwassene. Integendeel: hij lijkt er bewust voor te hebben gekozen om zich in te laten met drugs. Op de zitting heeft verdachte geen opening van zaken gegeven en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, leiden niet tot een ander oordeel.
Gelet op de aard en ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gedeeltelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Wat betreft de hoogte van deze op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting waarmee zoveel mogelijk wordt gewaarborgd dat de straftoemeting aansluit bij straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten gaan, voor het opzettelijk aanwezig hebben van 10.000-20.000 gram harddrugs, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
30 maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan in strafmatigende zin af te wijken. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat er veel meer drugs zijn aangetroffen dan op de tenlastelegging staat vermeld. Wel acht de rechtbank een deels voorwaardelijke straf – zoals is geadviseerd door de reclassering – passend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de aard en ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Zij zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. Aan de voorwaardelijke straf zullen de voorwaarden worden gekoppeld zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot de voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.2
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
De hierna in de beslissing genoemde onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten de personenauto en telefoons, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het feit met behulp van deze voorwerpen is begaan.
7.3
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde geldbedrag, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in verband met feit 2 onder parketnummer 02/108288-24 in beslag is genomen. Verdachte wordt immers van dit feit vrijgesproken. Voorts ontbeert het dossier de kennisgevingen van inbeslagname ter zake deze geldbedragen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 2 onder parketnummer 02/108288-24 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/108288-24
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Parketnummer 02/247698-24
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich aansluitend aan zijn detentie (binnen drie dagen) zal melden bij reclassering in Tilburg op het adres Ringbaan West 275 gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en de eventuele daaruit voortvloeiende behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden.
* dat verdachte openheid geeft van zaken wie zijn sociale contacten zijn en met wie hij omgang heeft;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
02/247698-24
* 3 GR Cocaïne (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699693);
02/108288-24
* 20,13 KG Amfetamine (Omschrijving: PL2000-2024078308-G2713061);
* 1 STK Tas (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699687 plastic tas met witte resten, Zwart);
* 12,16 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699699 ketamine);
* 12,97 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699694 3cmc);
* 3,41 GR Cocaïne (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699693, Wit);
* 11,74 GR Cocaïne (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699696);
* 13,21 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699692 ketamine);
* 13,4 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699677 3cmc);
* 77,4 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024078308-G2713402 MDMA);
* 220 STK Xtc (Omschrijving: PL2000-2024078308-G2713403);
* 123,9 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024078308-G2713405 2mmc, Wit);
* 408 STK Xtc (Omschrijving: PL2000-2024078308-G2713407, Roze);
* 21,7 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024078308-G2713408 dimethylsulon);
* 9 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024078308-G2713411 ketamine);
* 1,44 KG Verdovende Middelen (Omschrijving: PL2000-2024078308-G2713069 MDMA);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 895,05 EUR ibn 29-03-2004 (Omschrijving: PL2000-2024078308-G2708489).
02/247698-24
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
* 1 STK Personenauto [kenteken 1] (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2663309,
Blauw, merk: Citroën, chassisnr: [nummer 2] , bouwjaar 2006);
* 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699671, Zwart, merk: APPLE);
* 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699661, Zwart, merk: APPLE);
* 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699669, APPLE);
* 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2024008809-G2699689, wit, merk: APPLE).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. D.S.G. Froger en
mr. P.B. van Onzenoort, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 oktober 2024.
Mr. Froger en mr. Van Onzenoort zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
Parketnummer 02/108288-24
1
hij op of omstreeks 28 maart 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
18.860,9 gram amfetamine en/of
10 pillen amfetamine en/of
239, 81 gram cocaïne en/of
1.015,46 gram MDMA en/of
897 pillen MDMA en/of
267 zegels LSD,
in elk geval een telkens hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine en/of cocaïne en/of MDMA en/of LSD, zijnde amfetamine
en/of cocaïne en/of MDMA en/of LSD een of meerdere middel(en) als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 4 mei 2021 tot en met 28 maart 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
amfetamine en/of cocaïne en/of MDMA en/of LSD, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of cocaïne
en/of MDMA en/of LSD, zijnde amfetamine en/of cocaïne en/of MDMA
en/of LSD een of meerdere middel(en) als bedoeld in de bij de
Parketnummer 02/24769824
hij op of omstreeks 5 maart 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 25 pillen MDMA eb/of 4,46 gram MDMA en/of 5,58 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )