ECLI:NL:RBZWB:2024:7184

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/5877
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar van verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft op 22 september 2022 bezwaar ingediend tegen een besluit van het UWV van 12 augustus 2022, waarin het UWV vorderde dat eiseres een teveel ontvangen uitkering terugbetaalt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 11 juli 2023 geoordeeld dat het UWV niet tijdig heeft beslist op een vergelijkbaar bezwaar van eiseres. De rechtbank had het UWV toen opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Aangezien het UWV deze termijn heeft overschreden, heeft de rechtbank bepaald dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 250,- per dag aan het UWV, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat het UWV in gebreke blijft.

Eiseres heeft ook verzocht om schorsing van de invordering van € 575,- per maand, maar de rechtbank heeft aangegeven dat zij niet bevoegd is om deze betalingsregeling te schorsen. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden, en dat het UWV € 437,50 aan proceskosten aan eiseres moet betalen. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert op 23 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5877

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. van den Os),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar van verweerder. Eiseres heeft op 22 september 2022 bezwaar ingediend tegen het besluit van verweerder van 12 augustus 2022. In dat besluit vordert verweerder de teveel ontvangen uitkering terug.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft al eerder een beroep niet tijdig beslissen ingediend tegen het uitblijven van de beslissing op bezwaar door verweerder. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 11 juli 2023 dat eerste beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twee weken na de dag van verzending van die uitspraak alsnog een besluit te nemen. Verweerder had daarom uiterlijk op 24 juli 2023 een beslissing op het bezwaar moeten nemen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is inmiddels voorbij. Verweerder heeft niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn opnieuw een besluit genomen op het bezwaar van eiseres.
Welke beslistermijn wordt aan verweerder opgelegd?
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. In de uitspraak van deze rechtbank op 11 juli 2023 [2] is een termijn van twee weken opgelegd. Verweerder stelt deze termijn niet te hebben gehaald, omdat voor de beslissing wordt gewacht op de actualisatie van de gegevens van eiseres door de Belastingdienst. Tegelijkertijd stelt verweerder dat wordt uitgegaan van de juistheid van de informatie in de systemen.
4.1.
Dit maakt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om af te wijken van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb en bepaalt dat verweerder het besluit dient te nemen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
5. Volgens het landelijk beleid wordt in gevallen als deze, waarin verweerder na een door de rechter gestelde termijn nog steeds geen besluit op bezwaar heeft genomen, de dwangsom bepaald op € 250,- per dag met een maximum van € 37.500,-.
Overige verzoeken eiseres
6. Eiseres verzoekt de rechtbank ook om de invordering van € 575,- per maand te schorsen. De bestuursrechter is echter niet bevoegd om deze betalingsregeling te schorsen. Hiervoor zal eiseres zich met haar verzoek moeten richten tot de kantonrechter. Het staat partijen ook vrij om dit onderling af te spreken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, verweerder de onder 4 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van M. Choyoua, griffier, op 23 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.