In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar van verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft op 22 september 2022 bezwaar ingediend tegen een besluit van het UWV van 12 augustus 2022, waarin het UWV vorderde dat eiseres een teveel ontvangen uitkering terugbetaalt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 11 juli 2023 geoordeeld dat het UWV niet tijdig heeft beslist op een vergelijkbaar bezwaar van eiseres. De rechtbank had het UWV toen opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Aangezien het UWV deze termijn heeft overschreden, heeft de rechtbank bepaald dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 250,- per dag aan het UWV, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat het UWV in gebreke blijft.
Eiseres heeft ook verzocht om schorsing van de invordering van € 575,- per maand, maar de rechtbank heeft aangegeven dat zij niet bevoegd is om deze betalingsregeling te schorsen. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden, en dat het UWV € 437,50 aan proceskosten aan eiseres moet betalen. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert op 23 oktober 2024.