In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 22 september 2022 tegen het besluit van 12 augustus 2022 betreffende de terugvordering van haar uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, de betrokkene daartegen in beroep kan gaan. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 22 september 2022, en het UWV heeft de beslistermijn met zes weken verlengd. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn was verstreken voordat eiseres het UWV op 14 februari 2023 in gebreke heeft gesteld.
Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak. Tevens wordt het UWV een dwangsom van € 100,- opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt het UWV op om binnen de gestelde termijn alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 418,50 en het griffierecht van € 50,- moet door het UWV aan eiser worden vergoed.