ECLI:NL:RBZWB:2024:715

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
AWB-23_418
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een handhavingsverzoek inzake permanente bewoning van een recreatiewoning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek beoordeeld. Eiseres had een handhavingsverzoek ingediend tegen de permanente bewoning van een recreatiewoning door een derde partij. De rechtbank behandelt het beroep dat op 25 oktober 2023 is behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door eiseres niet op de hoogte te stellen van het bezwaar van de derde partij. Desondanks besluit de rechtbank om dit gebrek te passeren, omdat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar gronden kenbaar te maken.

De rechtbank concludeert dat de permanente bewoning van de recreatiewoning in strijd is met het bestemmingsplan en dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank oordeelt dat de belangen van handhaving zwaarder wegen dan de belangen van de derde partij, die vanwege psychische klachten in de recreatiewoning woont. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept de afwijzing van het handhavingsverzoek. De derde partij wordt gelast om binnen twee jaar na de uitspraak het gebruik van de recreatiewoning als permanente woning te beëindigen, op straffe van een dwangsom van € 16.500,-. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/418 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats 1] , eiseres
(gemachtigde: mr. R.A. Oosterveer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek, het college.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde partij] uit [plaats 2] .

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 26 januari 2023, inzake de afwijzing van een handhavingsverzoek.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam 1] en [naam 2] , de gemachtigde van eiseres, namens het college [vertegenwoordiger college 1] en [vertegenwoordiger college 2] , en de derde-partij samen met zijn ambulant begeleider [naam 3] .
1.3
Het college heeft documenten toegezonden met het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij uitspraak van 29 juni 2023 heeft de rechtbank bepaald dat kennisgeving van de stukken door eiseres de persoonlijke levenssfeer van [derde partij] onevenredig schaadt, waardoor kennisgeving is voorbehouden aan de gemachtigde van eiseres.
1.4
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het handhavingsverzoek. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3 De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
[derde partij] woont in een recreatiewoning op [vakantiepark] .
4.2
Op 9 november 2021 heeft eiseres een handhavingsverzoek ingediend vanwege het permanent bewonen van de recreatiewoning.
4.3
Met het besluit van 15 februari 2022 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd aan [derde partij] wegens het permanent bewonen van de recreatiewoning. [derde partij] dient binnen twee jaar na verzenddatum van het besluit het gebruik van de recreatiewoning ten behoeve van permanente bewoning te beëindigen en beëindigd te houden. Hieraan is een dwangsom met de hoogte van € 16.500,- ineens verbonden.
4.4
[derde partij] heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 26 maart 2022. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 15 april 2022.
4.5
De bezwarencommissie Hilvarenbeek (hierna: commissie) heeft op 1 november 2022 geadviseerd om [derde partij] te verzoeken om binnen een bepaalde termijn via een terzake deskundige nader te onderbouwen waarom het permanent kunnen verblijven in de recreatiewoning voor hem medisch noodzakelijk is en op basis van de overgelegde onderbouwing het bestreden besluit te heroverwegen.
4.6
Het college heeft met het bestreden besluit zowel de bezwaren van eiseres als [derde partij] gegrond verklaard. Het college heeft het besluit van 15 februari 2022 ingetrokken en het handhavingsverzoek afgewezen.
Hoorplicht
5.1
Eiseres heeft betoogd dat zij ten onrechte niet door het college op de hoogte was gesteld van het feit dat [derde partij] bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 15 februari 2022 en dat [derde partij] afzonderlijk gehoord zou worden. Hierdoor werd eiseres volledig overvallen met het bestreden besluit.
5.2
Op grond van artikel 7:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden belanghebbenden in elkaars aanwezigheid gehoord. Ambtshalve of op verzoek kunnen belanghebbenden afzonderlijk worden gehoord, indien aannemelijk is dat gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling zou belemmeren of dat tijdens het horen feiten en omstandigheden bekend zullen worden gemaakt waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. [1] Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid. [2]
5.3
Het college heeft op grond van artikel 7:6, tweede lid, van de Awb afgezien van het horen van eiseres en [derde partij] in elkaars aanwezigheid. [derde partij] had in bezwaar aangevoerd dat hij wegens zijn medische omstandigheden de recreatiewoning niet kon verlaten. Tijdens het horen van [derde partij] zouden zijn medische omstandigheden dus worden besproken. Medische gegevens zijn privacygevoelig en geheimhouding is hiervan om gewichtige redenen geboden. Het college heeft om die reden mogen besluiten eiseres en [derde partij] afzonderlijk te horen. Het college had eiseres echter wel hiervan op de hoogte moeten stellen. Doordat het college dit heeft nagelaten, heeft zij gehandeld in strijd met artikel 7:6, derde lid, van de Awb. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
5.4
De rechtbank zal aan dit gebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Het is niet aannemelijk dat eiseres door de schending van het zorgvuldigheidsbeginsel is benadeeld. De gronden van eiseres zien immers op de permanente bewoning, wat hiervan de reden ook is. Verder is eiseres in de beroepsprocedure op de hoogte gesteld van de bezwaren van [derde partij] . Eiseres heeft in de beroepsprocedure voldoende gelegenheid gekregen om haar gronden kenbaar te maken. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit gebrek van het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
Overtreding
6.1
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
6.2
Op het perceel is het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ van toepassing en rust de bestemming ‘ Recreatie ’. Het perceel heeft de functieaanduiding ‘ [functie] ’. De voor ‘ Recreatie ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatie voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen, die zijn opgenomen in de tabel, uitsluitend de genoemde verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan. [3] In de tabel staat ‘ [functie] ’. Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen het gebruik van gronden of opstallen voor permanente bewoning. [4]
6.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de recreatiewoning wordt gebruikt voor permanente bewoning en dit gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Het college is daarmee bevoegd om handhavend op te treden jegens [derde partij] .
Beginselplicht tot handhaving
7.1
Eiseres heeft betoogd dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van handhaving. Medische omstandigheden kunnen slechts in zeer uitzonderlijke gevallen leiden tot het afzien van handhaving. Niet is gebleken dat sprake is van een zeer uitzonderlijk geval. Het college had geen doorslaggevende betekenis mogen toekennen aan een brief van een verpleegkundig specialist GGZ, dit is geen psychiater of psycholoog. Het belang van eiseres dient zwaarder te wegen, dan het belang van [derde partij] .
7.2
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zo onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
7.3
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kunnen medische omstandigheden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen leiden tot het oordeel dat het college van handhavend optreden dient af te zien. [5]
7.4
Het college heeft in het bestreden besluit uiteengezet dat [derde partij] kampt met psychische klachten en dat de recreatiewoning hiervoor een oplossing biedt. Dit is onder meer onderbouwd door de brief van een verpleegkundig specialist van de GGZ. Het blijkt voor de psychische gesteldheid van [derde partij] noodzakelijk dat hij de recreatiewoning permanent kan bewonen, aldus het college.
7.5
De rechtbank overweegt [derde partij] , gelet op zijn problematiek en het behandelverleden gebaat is bij structuur en rust. De verschillende documenten die zijn overgelegd wijzen ook in die richting. De medische stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit zijn voor een groot deel afkomstig van behandelaars. Een van de stukken betreft een brief van een verpleegkundig specialist. Ter zitting is door het college toegelicht dat een verpleegkundig specialist qua functie tussen een psycholoog en een psychiater in zit en daarmee aan te merken is als een ter zake deskundige. Hoewel een verpleegkundig specialist wellicht kundig is en kennis ter zake heeft, betekent dit niet dat aan deze brief evenveel waarde kan worden gehecht als aan een verklaring van een psychiater of psycholoog. Een verpleegkundig specialist stelt namelijk geen diagnoses. De overige stukken zijn erg gedateerd, waardoor hier minder waarde aan kan worden gehecht.
7.6
De rechtbank is van oordeel dat handhavend optreden in dit concrete geval niet zodanig onevenredig is in verhouding tot de belangen van handhaving dat het college daarvan in redelijkheid kon afzien. Er is geen sprake van een zeer uitzonderlijke situatie. Uit de stukken blijkt weliswaar dat een verhuizing voor [derde partij] psychisch belastend zou zijn en hij gebaat is bij wonen in de recreatiewoning, maar niet is gebleken dat de heer [derde partij] wegens zijn gezondheidssituatie helemaal niet in staat is om elders woonachtig te zijn.
7.7
Verder is van belang dat een overtreding van het bestemmingsplan geen geringe overtreding is. [derde partij] woont op een recreatiepark dat uitsluitend bestemd is voor recreatief verblijf. Het toestaan van permanente bewoning maakt inbreuk op dit recreatieve karakter. Eiseres heeft voldoende toegelicht dat zij gebaat is bij het behouden van de recreatieve karakter van het recreatiepark. Al met al hadden de belangen die gediend zijn met handhaving in dit geval zwaarder moeten wegen dan het belang van de heer [derde partij] om in de recreatiewoning te kunnen blijven wonen. Het college kon daarom niet in redelijkheid besluiten van handhaving af te zien.
7.8
Dit betekent dat het beroep van eiseres gegrond zal worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder heeft geen andere motivering gegeven waarom van handhaving zou moeten worden afgezien. Dit betekent dat er maar een mogelijke beslissing resteert. Doende wat het college had moeten doen zal de rechtbank het bezwaar van [derde partij] en dat van eiseres tegen de last onder dwangsom ongegrond verklaren. Door de vernietiging van het bestreden besluit herleeft het primaire besluit en ook de daarin opgenomen last onder dwangsom. [derde partij] wordt dus gelast het gebruik van de recreatiewoning in strijd met het bestemmingsplan als permanente woning te beëindigen en beëindigd te houden op straffe van een dwangsom van € 16.500,00 ineens. In de last onder dwangsom is een termijn van twee jaar na de verzenddatum van het primaire besluit gegeven. Dat zou betekenen dat [derde partij] uiterlijk 16 februari 2024 de recreatiewoning zou moeten verlaten. De rechtbank kan zich voorstellen dat [derde partij] op zo’n korte termijn in de huidige woningmarkt geen woning kan vinden. Zij zal bepalen dat [derde partij] binnen twee jaar na de dag na deze uitspraak het gebruik van de recreatiewoning ten behoeve van permanente bewoning dient te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van € 16.500,- ineens. De rechtbank is van oordeel dat een begunstigingstermijn van twee jaar redelijk is. Dit biedt de heer [derde partij] voldoende tijd om een vervangende passende woonruimte te vinden en biedt eiseres voldoende zicht op herstel van de legale situatie.

Conclusie en gevolgen

8.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank verklaart het bezwaar van [derde partij] ongegrond. Dat betekent dat het besluit van 15 februari 2022 herleeft en ook de daarin opgenomen last onder dwangsom. [derde partij] wordt dus gelast om binnen twee jaar na de dag van deze uitspraak het gebruik van de recreatiewoning ten behoeve van permanente bewoning te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van € 16.500,- ineens.
8.2
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 26 januari 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar tegen de last onder dwangsom betreffende het gebruik van de recreatiewoning als permanente woning ongegrond;
- herroept het primaire besluit voor zover het betreft de termijn waarbinnen het gebruik van de recreatiewoning ten behoeve van permanente bewoning moet worden beëindigd en beëindigd gehouden, op straffe van een dwangsom van € 16.500,- ineens, en stelt de termijn waarbinnen aan de last moet zijn voldaan op twee jaar na de verzenddatum van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 1 februari 2024, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5.31d, onder a, van de Awb
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding.
Artikel 5.32, eerste lid, van de Awb
Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Artikel 6:22 van de Awb
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:6 van de Awb
1. Belanghebbenden worden in elkaars aanwezigheid gehoord.
2. Ambtshalve of op verzoek kunnen belanghebbenden afzonderlijk worden gehoord, indien aannemelijk is dat gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling zal belemmeren of dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden.
3. Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.
4. Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Artikel 7:4, zesde lid, tweede volzin, zevende en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Bestemmingsplan ‘Reparatieplan Buitengebied Hilvarenbeek 2019
Artikel 11.1, aanhef en onder a, van de planregels
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen, welke zijn opgenomen in de navolgende tabel, uitsluitend de genoemde verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan:
[…]
specifieke vorm van recreatie – 6: kampeerterrein – recreatiepark
[…]
Artikel 11.4.1, onder b, van de planregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen voor permanente bewoning.

Voetnoten

1.Artikel 7:6, tweede lid, Awb.
2.Artikel 7:6. derde lid, Awb.
3.Artikel 11.1, aanhef en onder a, van de planregels.
4.Artikel 11.4.1, onder b, van de planregels.
5.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 10 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1828.