In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende met betrekking tot de aan haar opgelegde aanslag en navorderingsaanslag erfbelasting, die voortvloeien uit het overlijden van haar vader in 2018. De zitting vond plaats op 16 oktober 2024, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door haar zus en dochter. De inspecteur van de Belastingdienst was vertegenwoordigd door twee advocaten. Tijdens de zitting hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de navorderingsaanslag erfbelasting werd vernietigd, terwijl de oorspronkelijke aanslag in stand bleef.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het beroep tegen de navorderingsaanslag gegrond is, wat betekent dat de belanghebbende recht heeft op vergoeding van het griffierecht. De inspecteur is verplicht om dit griffierecht van € 50 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak, met een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.