ECLI:NL:RBZWB:2024:6969
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaken wegens ontbreken spoedeisend belang
Op 15 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot verzoeker, die een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen besluiten van het UWV. Verzoeker had beroep ingesteld tegen de weigering van het UWV om hem per 2 juli 2022 in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 20 november 2023. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoeken kennelijk ongegrond zijn en heeft deze afgewezen zonder zitting, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een acute financiële noodsituatie die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Verzoeker ontving vanaf 2 december 2023 geen uitkering meer van het UWV, maar had in de tussentijd voorschotten in de letselschadezaak ontvangen die hem in staat stelden om in zijn levensonderhoud te voorzien. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen zwaarwegend belang was dat de behandeling van de hoofdzaken niet kon worden afgewacht. De verzoeken zijn daarom afgewezen en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.