ECLI:NL:RBZWB:2024:6777

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
10826560 - MB VERZ 23-466
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en matiging van de boete wegens schending van hoorplicht en overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden. De gedraging vond plaats op 29 januari 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 5 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene had aangevoerd dat hij aan het laden en lossen was, maar de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat dit daadwerkelijk het geval was, gezien de waarnemingen van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was.

Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat ook aanleiding gaf tot een matiging van de boete. Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen en de beslissing van de officier van justitie te vernietigen. De betrokkene heeft recht op terugbetaling van het te veel betaalde bedrag aan zekerheidstelling. De uitspraak is openbaar gedaan en tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10826560 \ MB VERZ 23-466
CJIB-nummer : 1062 5422 4740 6379
uitspraakdatum : 5 augustus 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voertuig parkeren op parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden op de [straat] te Zierikzee (gemeente Schouwen-Duivenland) op 29 januari 2022 om 10:52 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat zijn vriendin in de straat van de pleeglocatie woont. Sinds enige tijd geleden mag er niet meer in de straat geparkeerd worden. Betrokkene had in de ochtend zijn auto voor ongeveer tien minuten voor haar deur weggezet om spullen te laden en lossen. Hij was op dat moment: hout, plastic en karton aan het laden en lossen. Betrokkene was vergeten de gevarenlichten aan de zetten en stelt het en wonder te vinden de verbalisanten te hebben gemist. De verbalisanten hadden volgens betrokkene ook even kunnen aanbellen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren Betrokkene betwist niet dat er geen zichtbare parkeervergunning in zijn voertuig ten tijde van de gedraging aanwezig was. Betrokkene stelt aan het laden en lossen te zijn geweest. Laden en lossen kent geen tijdlimiet, maar het moet wel gaan over het onmiddellijk en bij voortduring in- en uitladen van goederen uit de auto. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat er voor meer dan vijf minuten geen activiteiten rondom het voertuig zijn waargenomen. Volgens die waarneming was betrokkene ten tijde van de gedraging niet aan het laden en lossen. Betrokkene is echter bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete daarom te matigen met 25% omdat sprake is geweest van schending van de hoorplicht. Ook de redelijke termijn is overschreden, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is pas sprake van laden en lossen als het gaat om het onmiddellijk en bij voortduring in- en uitladen van goederen gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Daarbij moet het gaan om goederen van enige omvang of enig gewicht die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht. In dit geval heeft de verbalisant ongeveer vijf minuten geen activiteit is waargenomen. Bij zo’n relatief lange duur van inactiviteit is in beginsel geen sprake meer van “bij voortduring in- en uitladen”. Dat betekent dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor laden en lossen
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond. De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL: 2022:9934). Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete. In dit geval is de boete opgelegd op 16 februari 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan vijf maanden overschreden. Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 56,25 plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 43,75 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: