Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 17 kilometer per uur te hard binnen de bebouwde kom op de President Rooseveltlaan te Vlissingen op 3 april 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de eerdere beslissing had vernietigd. De gemachtigde, mr. B. de Jong van Skandara B.V., heeft namens de betrokkene het beroep ingediend, maar zowel de betrokkene als de gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting.
Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, het verzoek gedaan om het beroep ongegrond te verklaren. Hij stelde dat de gemachtigde in alle beroepschriften standaardverweren had gebruikt, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van samenhangende zaken. De kantonrechter heeft overwogen dat er geen aparte inspanning was geweest in deze zaak en dat de beroepsgronden op identieke wijze waren opgesteld, ondanks het gebruik van verschillende feitcodes en CJIB-nummers.
De kantonrechter heeft artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht in overweging genomen, waarin wordt gesteld dat onder samenhangende zaken bezwaren worden verstaan die gelijktijdig zijn behandeld en waarbij rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon of personen van hetzelfde samenwerkingsverband. Gelet op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:3771) heeft de kantonrechter geoordeeld dat er sprake was van samenhangende zaken. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.