ECLI:NL:RBZWB:2024:6762

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
10751433 - MB VERZ 23-385
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet meewerken aan speekseltest

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet meewerken aan een speekseltest op 10 september 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 5 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. B. de Jong, heeft het standpunt van de betrokkene toegelicht.

De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden van de staandehouding en het feit dat de betrokkene geen overtreding had begaan. De betrokkene had geen kenmerken van drugsgebruik en de verbalisant had geen verboden middelen aangetroffen. De gemachtigde stelde dat de staandehouding mogelijk was gebaseerd op etniciteit, wat ethisch profileren zou impliceren. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, verweerde de beslissing van de officier van justitie en benadrukte dat de wet geen concrete aanleiding vereist voor het afnemen van een speekseltest.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De betrokkene had niet op de eerste vordering meegewerkt aan de speekseltest, wat volgens de Wegenverkeerswet 1994 een verplichting is voor bestuurders. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was om de boete te matigen. De uitspraak werd openbaar gedaan en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10751433 \ MB VERZ 23-385
CJIB-nummer : 3062 5422 5229 0832
uitspraakdatum : 5 augustus 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: niet meewerken onderzoek van speeksel en/of aanwijzingen in dit kader niet opvolgen op de President Rooseveltlaan te Vlissingen op 10 september 2022 om 04:00 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Volgens gemachtigde vraagt betrokkene zich af waarom hij werd staande gehouden en waarom er een speekseltest afgenomen moest worden. Betrokkene heeft geen verkeersovertreding begaan en toonde geen kenmerken van drugsgebruik. De verbalisant heeft de auto onderzocht en een alcoholtest afgenomen, welke in orde bleek te zijn. Ook in de auto heeft de verbalisant geen verboden middelen aangetroffen. Op het moment dat de verbalisant ook een speekseltest wilde afnemen, trok betrokkene een grens en wilde niet meewerken. Gemachtigde stelt dat de staandehouding niet volledig inzichtelijk is gemaakt en dat ethisch profileren een groot probleem is. Betrokkene is niet van Nederlandse afkomst en heeft daarom een vermoeden dat de staandehouding is verricht vanwege de etniciteit. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat er geen aanleiding nodig is, maar dat het een controlebevoegdheid betreft. De zittingsvertegenwoordiger verwijst hiervoor naar een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2023:2255). Op het moment dat iemand bestuurder van een voertuig is, is de bestuurder verplicht om mee te werken aan een onderzoek van speeksel en de aanwijzingen op te volgen die de politieambtenaar geeft.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Vast staat dat de betrokkene niet op de eerste vordering heeft meegewerkt aan een speekseltest. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) regelt het toezicht of de controle op bij of krachtens de WVW 1994 gestelde bepalingen. Op grond van artikel 160, vijfde lid, onderdeel c in samenhang met artikel 159, onderdeel a, WVW 1994 is de bestuurder van een voertuig op de eerste vordering van een politieambtenaar verplicht zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek van speeksel en de aanwijzingen die die persoon in dat kader geeft, op te volgen. Voor het toepassen van de controlebevoegdheid is geen concrete aanleiding of verdenking nodig. Het enkel zijn van bestuurder is voldoende. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: