In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 3 oktober 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van 2 maart 2023 inzake de aanslag forensenbelasting 2021 beoordeeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de hem opgelegde aanslag voor de woning gelegen aan [adres] te [plaats 2]. De heffingsambtenaar heeft de aanslag echter op 10 november 2023 vernietigd, waardoor de rechtbank oordeelt dat de juistheid van de aanslag niet meer beoordeeld hoeft te worden. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep van de belanghebbende in zoverre niet ontvankelijk is.
De rechtbank behandelt ook het verzoek van de belanghebbende om een vergoeding van de kosten voor de bezwaar- en beroepsprocedure. Volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan een vergoeding van de kosten alleen betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Aangezien de belanghebbende zelf bezwaar en beroep heeft ingesteld, is er geen sprake van dergelijke rechtsbijstand. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten, afgezien van het griffierecht.
De uitspraak wordt gedaan door mr. J.P.A. Boersma, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier. De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende vergoedt. Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.