In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 18 november 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 55,05, bestaande uit € 2,30 aan parkeerbelasting en € 52,75 aan kosten, omdat belanghebbende op 17 oktober 2023 zijn auto had geparkeerd op een plek waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd, maar niet de verschuldigde belasting had voldaan. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.
Belanghebbende stelde dat hij per vergissing een verkeerde parkeerzone had geselecteerd in de parkeer-app en dat hij de intentie had om te betalen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat belanghebbende niet de verschuldigde parkeerbelasting had voldaan en het zijn verantwoordelijkheid was om de juiste parkeerzone te selecteren. De rechtbank benadrukt dat de parkeerbelasting een objectieve belasting is, waarbij opzet of schuld geen rol spelen. De naheffingsaanslag blijft daarom in stand, en belanghebbende krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.