ECLI:NL:RBZWB:2024:6736

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 23/11480
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door belanghebbende

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 18 november 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 55,05, bestaande uit € 2,30 aan parkeerbelasting en € 52,75 aan kosten, omdat belanghebbende op 17 oktober 2023 zijn auto had geparkeerd op een plek waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd, maar niet de verschuldigde belasting had voldaan. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.

Belanghebbende stelde dat hij per vergissing een verkeerde parkeerzone had geselecteerd in de parkeer-app en dat hij de intentie had om te betalen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat belanghebbende niet de verschuldigde parkeerbelasting had voldaan en het zijn verantwoordelijkheid was om de juiste parkeerzone te selecteren. De rechtbank benadrukt dat de parkeerbelasting een objectieve belasting is, waarbij opzet of schuld geen rol spelen. De naheffingsaanslag blijft daarom in stand, en belanghebbende krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11480

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 november 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 26 september 2024 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Belanghebbende heeft de auto met [kenteken] op 17 oktober 2023 geparkeerd op een parkeerplaats aan de [straat] te [plaats] . Deze plaats is door de gemeente aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1]
2.1.
Tijdens een controle door middel van een scanauto omstreeks 14:19 uur op die datum is geconstateerd dat niet de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan voor de zone waarin belanghebbende heeft geparkeerd. Daarom heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag opgelegd van € 55,05, bestaande uit € 2,30 parkeerbelasting en € 52,75 aan kosten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de naheffingsaanslag terecht opgelegd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Overwegingen

Toetsingskader van de rechtbank
4. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2023 van de gemeente Breda (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Gronden belanghebbende
4.1.
Belanghebbende stelt dat hij de volledige parkeertijd heeft betaald, zij het tegen een lager tarief. Per vergissing heeft hij een verkeerde parkeerzone aangeklikt in de parkeer-app. Belanghebbende voert verder aan dat er geen opzet in het spel was, dat hij de intentie had om te betalen en ook bereid is om het verschil in prijs tussen de parkeerzones te betalen aan de gemeente.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende op het moment van de controle niet de verschuldigde parkeerbelasting had voldaan, omdat op de parkeerlocatie een hoger tarief geldt dan de zone waarin belanghebbende stond aangemeld in de parkeer-app.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak wordt van een parkeerder verwacht dat hij controleert of de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan op de door hem gekozen parkeerlocatie. Bij gebruik van een parkeer-app behoort het daarom tot de verantwoordelijkheid van een parkeerder om de juiste zone te selecteren dan wel om direct na het aanmelden in de parkeer-app na te gaan of de juiste parkeerzone is gekozen. Dat belanghebbende niet juist was aangemeld in de parkeer-app, en daarmee niet de op de parkeerlocatie verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, blijft daarom naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening en risico. Hoewel de rechtbank begrijpt dat sprake is van een vergissing en de rechtbank niet twijfelt aan de goede intenties van belanghebbende, kan zijn betoog niet leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De Verordening biedt daar geen ruimte voor.
4.4.
De rechtbank overweegt verder dat de parkeerbelasting een zogenoemde objectieve belasting is, waarbij opzet of schuld geen rol spelen. Een naheffingsaanslag parkeerbelasting is niet meer dan het alsnog in rekening brengen van de verschuldigde parkeerbelasting en de gemaakte kosten. De omstandigheid dat belanghebbende alsnog bereid is om het verschil in parkeerbelasting te betalen, leidt niet tot een ander oordeel, omdat de verschuldigde parkeerbelasting moet worden voldaan bij aanvang van het parkeren. Evenmin is van belang dat aan belanghebbende, zoals hij nog aanvoert, in het verleden slechts enkele naheffingsaanslagen parkeerbelastingen zijn opgelegd.
4.5.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 2 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8 van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2023 van de gemeente Breda en artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2023 van de gemeente Breda.