Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres beroep aantekende tegen een verleende omgevingsvergunning voor het ophogen van een onverharde weg tussen twee percelen in de gemeente Altena. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders op 21 juli 2022 een omgevingsvergunning heeft verleend, maar dat eiseres hiertegen bezwaar heeft gemaakt. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 20 augustus 2024 is het beroep behandeld.
De rechtbank heeft beoordeeld of het college op goede gronden de omgevingsvergunning heeft verleend. Eiseres stelde dat haar belangen onevenredig zijn geschaad door de ophoging van het pad, wat haar toegang tot haar perceel bemoeilijkt. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast en dat de belangen van eiseres niet zwaarder wegen dan die van de eigenaar van het aangrenzende perceel, die baat heeft bij de ophoging.
Daarnaast deed eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel, stellende dat het college eerder toezeggingen had gedaan over handhaving. De rechtbank concludeerde dat de toezeggingen niet voldoende waren om het college te verplichten tot handhaving. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de omgevingsvergunning onvoldoende duidelijk was, omdat niet was aangegeven dat het ging om de legalisatie van de bestaande situatie. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg het college op de vergunning aan te vullen met de benodigde opmerking.