ECLI:NL:RBZWB:2024:6526

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
23/2765
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 september 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 20 maart 2023 uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende, dat betrekking had op een verminderingsbeschikking van 21 november 2018 over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011. De rechtbank had eerder, op 11 februari 2021, het beroep van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de inspecteur. Na de uitspraak op bezwaar van 20 maart 2023 heeft belanghebbende op 6 mei 2023 een beroepschrift ingediend, dat echter buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. De rechtbank concludeert dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, omdat de termijn eindigde op 1 mei 2023. Belanghebbende stelde dat hij op 11 april 2023 al een beroepschrift had ingediend, maar dit was door de rechtbank niet ontvangen en de rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit stuk op tijd ter post is bezorgd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de zaak te heropenen na de zitting, omdat de gemachtigde van belanghebbende te laat contact heeft opgenomen met de rechtbank. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, waardoor de eerdere verminderingsbeschikking in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2765

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 20 maart 2023.
1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 21 november 2018 een verminderingsbeschikking met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011 gegeven aan belanghebbende.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende bij uitspraak op bezwaar van 29 maart 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijkheidverklaring op 11 februari 2021 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar van 29 maart 2019 vernietigd en de zaak teruggewezen naar de inspecteur. [1]
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 februari 2021 hoger beroep ingesteld bij het Hof ‘s-Hertogenbosch. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. [2]
1.5.
De inspecteur heeft op 20 maart 2023 uitspraak op bezwaar gedaan naar aanleiding van de terugwijzing door de rechtbank. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
1.6.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van 20 maart 2023 beroep ingesteld.
1.7.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2024 om 09:30 uur op zitting behandeld. Namens de inspecteur hebben hieraan deelgenomen: mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2] . Namens belanghebbende was niemand aanwezig. De gemachtigde van belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting verzocht om deel te nemen aan de zitting door middel van een beeldverbinding. De rechtbank is aan dit verzoek tegemoet gekomen en heeft een uitnodiging voor een digitale vergadering via Microsoft Teams aan de gemachtigde verzonden. Omdat de gemachtigde op het tijdstip van de zitting en gedurende de behandeling van de zaak niet heeft ingelogd in de Teams-vergadering, heeft de behandeling zonder de gemachtigde van belanghebbende plaatsgevonden.
1.9.
De behandeling van het beroep heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van het beroep in de zaak van de echtgenote van belanghebbende (zaaknummer: 23/2707). Vanwege de samenhang van de zaken zal de rechtbank de stukken die in één van de zaken zijn ingediend beschouwen als ook te zijn ingediend in de andere zaak.
1.10.
Na afloop van de zitting op 14 augustus 2024 heeft de gemachtigde van belanghebbende om 10:08 uur gebeld naar de administratie van de rechtbank waarbij hij heeft aangegeven dat hij problemen ondervond met het deelnemen aan de online zitting. Daarnaast heeft belanghebbende om 10:37 uur en om 12:57 uur stukken ingediend bij de rechtbank waarin hij schrijft dat hij niet heeft kunnen deelnemen aan de online zitting omdat hij geen contact kon krijgen.
1.11.
De rechtbank heeft in het na de zitting ontvangen bericht geen aanleiding gezien om de zaak te heropenen en heeft haar overwegingen daartoe per brief van 15 augustus 2024 aan partijen medegedeeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het beroep ontvankelijk is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. Indien het beroep ontvankelijk is, beoordeelt de rechtbank of de verminderingsbeschikking met betrekking tot de aanslag IB/PVV voor het jaar 2011 naar het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

Vooraf: geen aanleiding tot heropening
4. De rechtbank heeft in het door de gemachtigde van belanghebbende na de zitting ontvangen bericht (zie 1.10.) geen aanleiding gezien om de zaak te heropenen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In de uitnodiging voor de online zitting is de gemachtigde verzocht om tien minuten voor aanvang van de online zitting de Teams-vergadering te benaderen via de doorgezonden link. In het geval van de onderhavige procedure zou dat om 09:20 uur zijn. In deze uitnodiging staat tevens vermeld op welke wijze de gemachtigde contact op kan nemen met de rechtbank bij vragen of problemen. De gemachtigde heeft op 14 augustus 2024 om 10:08 uur gebeld met de administratie van de rechtbank waarbij hij heeft aangegeven dat hij problemen ondervond met het deelnemen aan de online zitting. De rechtbank overweegt dat dit 48 minuten later is dan het tijdstip waarop hij was verzocht om deel te nemen aan de online zitting. De rechtbank had op dat moment het onderzoek in de bovenvermelde procedures al gesloten. Gelet op het tijdsverloop tussen het moment waarop de gemachtigde was verzocht aanwezig te zijn voor de online zitting en het moment dat hij contact heeft opgenomen met de rechtbank, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om het onderzoek in deze procedures te heropenen.

Ontvankelijkheid van het beroep

4.1.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. [3] Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. [4] Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen. [5]
4.2.
De inspecteur heeft op 20 maart 2023 uitspraak op bezwaar gedaan. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 1 mei 2023. Het beroepschrift van belanghebbende is gedagtekend 6 mei 2023 en is op 11 mei 2023 per post bij de rechtbank binnengekomen. Dat is buiten de zes-wekentermijn.
4.3.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij op 11 april 2023 al per post een beroepschrift heeft ingediend bij de rechtbank. Dat stuk is door de rechtbank niet ontvangen. In het beroepschrift van belanghebbende met dagtekening 6 mei 2023 wordt bovendien niet aan een eerder op 11 april 2023 ingediend beroepschrift gerefereerd. Voor het eerst op 18 juli 2023 heeft de rechtbank kennisgenomen van het stuk met dagtekening 11 april 2023 toen het door de gemachtigde bij de aanvullende stukken is overgelegd.
4.4.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het beroepschrift met dagtekening 11 april 2023 ook op die dag ter post heeft bezorgd. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de inspecteur heeft belanghebbende op geen enkele manier onderbouwd dat het stuk van 11 april 2023 daadwerkelijk op of rond die datum ter post is bezorgd. De rechtbank concludeert dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
4.5.
Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [6] Niet aannemelijk is geworden dat er feiten of omstandigheden zijn die meebrengen dat de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet aan belanghebbende kan worden toegerekend.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat de verminderingsbeschikking met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2011 in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Belanghebbende krijgt het griffiegeld niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 25 september 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 11 februari 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:550.
2.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 23 november 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4040.
3.Artikel 6:7 van de Awb.
4.Artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
5.Artikel 6:9 van de Awb.
6.Artikel 6:11 van de Awb.